De regering moet de Tweede Kamer informeren. Die plicht staat in artikel 68 van de grondwet. Informatie moet tijdig en volledig zijn. En de regering moet de Kamer ook uit zichzelf informeren bij belangrijke zaken. De regering moet informatie verschaffen als een individueel lid erom vraagt, zodat de meerderheid niet informatie kan tegenhouden. En de informatie moet inclusief de onderliggende documenten zijn. Over de theorie zijn boeken en Kamerbrieven geschreven.
De praktijk is een stuk weerbarstiger. Kamervoorzitter Khadija Arib stuurde onlangs een zeer kritische brief over de wijze waarop staatssecretaris Jetta Klijnsma de 100 pagina’s nieuwe EU pensioenwetgeving (die verplicht door Nederland moet worden overgenomen) binnen 24 uur door de Kamer joeg, ondanks vele bezwaren. Zij raadde de Kamer aan om met de regering in overleg te gaan. Dat doen we schriftelijk. In plaats van een lange verhandeling, heb ik de regering vier recente uitgewerkte casussen voorgelegd met een aantal zeer precieze vragen.
Minister Van der Steur zorgde met zijn uitlatingen ervoor dat deze professor, die de slachtoffers van MH17 geïdentificeerd had, ontslagen werd. De onderzoeken, die professor Maat vrijpleitten, maakte hij zwart in een WOB-verzoek. Sterker nog: hij stuurde die rapporten – zonder zwart – als geheim document naar de Kamer. De Kamerleden mochten er onder dwang niet uit citeren. Pas toen Maat het had overgeschreven, kwam de waarheid naar buiten.
Na jaren onderhandelen kreeg de Kamer een avond om de tekst te beoordelen op gevolgen voor het Nederlandse pensioenstelsel (1400 miljard euro). Vijf maanden later heeft de regering zelf nog geen overzicht gegeven van wetsartikelen die aangepast moeten worden. Dus de vraag is of ze het zelf weten.
De regering wilde het eigen handelen laten onderzoeken in de eerste drie maanden na de crash. Dat is een manier om dat niet aan de Kamer over te laten. De interviews met de bewindspersonen blijven echter geheim, zodat de Kamer ook die niet kan controleren.
Nederland is een JIT-verdrag aangegaan met oa Oekraïne, wetend dat Oekraïne wellicht verwijtbaar gehandeld heeft door het luchtruim open te houden. Hoewel verdragen afsluiten via de Staten-Generaal moet, heeft de regering zelfs niet duidelijk gemaakt of er afspraken gemaakt over geheimhouding van bepaalde zaken in dat verdrag gemaakt zijn. Vragen worden niet beantwoord en dat deel van de tekst blijft geheim.
Daarom heb ik onderstaande zeer precieze vragen voorgelegd. De regering moet begrijpen dat zij de Kamer beter moet informeren.
De leden van de CDA-fractie kiezen er bewust voor om geen theoretische verhandeling over artikel 68 te geven, maar willen de regering een aantal concrete casussen voorleggen, waarin zij menen dat de Kamer informatie niet kreeg, ten onrechte vertrouwelijk of geheim kreeg of te laat ontving. Zij vragen de regering deze vragen echt een voor een te beantwoorden en niet samen te nemen. Zij merken namelijk op dat de regering nogal eens de neiging heeft om drie moeilijke vragen en een gemakkelijke vraag samen te nemen en dan te schrijven ‘antwoord op vraag 1 tot en met 4” en dan de antwoorden op de moeilijke vragen helemaal te vergeten of er compleet langsheen te gaan. Mochten de ministers niet weten waarover dit gaat, dan zijn de leden van de CDA fractie gaarne bereid een reeks voorbeelden te verschaffen.
Professor Maat heeft een cruciale rol gespeeld in de identificatie van de slachtoffers van de ramp met de MH17. Hij gaf een lezing over identificatie van slachtoffers voor studenten. Naar aanleiding daarvan besloot minister Van der Steur zo ongeveer persoonlijk dat van de diensten van professor Maat geen gebruik meer gemaakt zou worden. Zowel de minister als de Kamerleden vielen in een debat over de MH17 dat vlak na de onthulling plaatsvond, professor Maat keihard af.
Daarna volgde een onderzoek door de politie. Dit is natuurlijk al de verkeerde volgorde, zo merken de leden van de CDA-fractie op. Normaal is er eerst sprake van een onderzoek en daarna van een conclusie.
Veel zaken kwamen aan het licht: er waren meerdere lezingen gegeven door meerdere personen in het team, de foto’s waren voor educatieve doeleinden verstrekt aan professor Maat en het interne onderzoek van de politie was dan ook zeer ontlastend voor professor Maat. Alleen die stukken werden via de Wob in een compleet gezwarte versie vrijgegeven. Bijna alle ontlastende informatie over professor Maat was weggelakt.
De stukken en het feitenrelaas werden later wel in ongelakte versie vertrouwelijk ter inzage gelegd voor de leden van de Tweede Kamer. Maar zij mochten hierover niets meedelen. Pas toen professor Maat zelf voor de tweede keer zijn stukken mocht inzien (de eerste keer was de tijdsduur bewust beperkt) en hij ze niet mocht kopiëren of meenemen, heeft hij ze kunnen uitschrijven en openbaar kunnen maken.
In het debat dat daarover volgde, over de lezing die professor Maat gegeven had, gaf minister Van der Steur aan dat hij het feitenrelaas over professor Maat, dat hij op 2 december als een vertrouwelijk document naar de Kamer stuurde, pas later gelezen had. Letterlijk zei hij: “U mag en moet mij vanaf 2 december kunnen aanspreken op alles wat in het dossier staat. Dat is namelijk het moment waarop ik het heb ontvangen en waarop ik het ook heb gestuurd. Ik heb het daarna uiteraard gelezen, in de loop van de kerstvakantie. ” (Handelingen Tweede Kamer 20 januari 2016.)
Nu is het grote probleem dat deze stukken allemaal ter vertrouwelijke inzage gelegd waren en dat uit die stukken klip en klaar bleek dat de vertrouwelijke rapporten ontlastend waren voor professor Maat. Maar de minister had ze dus zelf niet gelezen en belette de Kamerleden om eruit te citeren. Intussen bleef hij publiekelijk bij zijn standpunt dat professor Maat fout zat.
Nadat het Kamerlid Omtzigt de stukken gelezen had, vroeg hij onmiddellijk de politiek assistent van minister Van der Steur om openbaarmaking, maar dat resulteerde in niets. De Kamerleden was dus informatie verschaft die haaks stond op de Kamerbrieven van minister Van der Steur, maar ze mochten er niet uit citeren. Eerder waren dezelfde stukken naar aanleiding van een Wob-verzoek volledig zwart gemaakt. Pas toen professor Maat de stukken overgeschreven had, kwam de waarheid naar buiten.
Er zijn hier dus twee punten die aandacht behoeven.
Het eerste punt is dat een minister een stuk ter vertrouwelijke inzage kon leggen, terwijl delen van het dossier zeer relevant waren en er geen enkele reden was om ze niet openbaar te maken. (Voor een ander deel, zoals de gegeven presentaties en de foto’s op de kaarten was die vertrouwelijkheid wel degelijk relevant.)
Het tweede punt is dat de minister in de Kamer gewoon vertelde dat hij de stukken niet eens gelezen had voordat hij ze naar de Kamer gestuurd had.
De combinatie van deze twee punten is natuurlijk funest voor democratische controle op het handelen van de regering: als informatie in een geheim document verstuurd wordt, de stukken om geen enkele reden geheim hoeven te zijn en de minister ze zelf niet leest, dan is er noch van fatsoenlijk bestuur, noch van fatsoenlijke democratische controle sprake.
De leden van de CDA-fractie hebben over deze casus een aantal vragen:
De leden van de CDA fractie wijzen de regering op een recente brief van de voorzitter van de Tweede Kamer aan het lid Omtzigt.
Vlak voor het zomerreces stuurde staatssecretaris Klijnsma de compromistekst van de nieuwe Europese pensioenwetgeving naar de Kamer, de zogenaamde IORP-2 richtlijn. Op 28 juni om 17.51 uur ontving de Kamer de tekst van het voorstel (100 pagina’s) en op 29 juni om 14.00 uur vond het debat plaats waarbij de Kamer wel of niet moest instemmen. De stemmingen waren onmiddellijk daarna.
Op de IORP-2 richtlijn lag een behandelvoorbehoud van de Kamer en daarover waren onder andere de volgende informatie-afspraken gemaakt: “2) Het conceptstandpunt van de Raad wordt voorafgaand aan de besluitvorming in de Raad tijdig en met een waardering van het kabinet aan de Kamer toegezonden.”
Het moge duidelijk zijn dat het concept-standpunt en de eindtekst volstrekt niet tijdig aan de Kamer zijn toegestuurd. De Tweede Kamer werd voor het blok gezet.
De Kamer is overigens eind november 2016 nog steeds niet op de hoogte welk artikel in de Pensioenwet gewijzigd moeten worden als gevolg van deze richtlijn, ondanks het feit dat dat al drie keer gevraagd is en de regering en de Kamer al lang ingestemd hebben met de wet (zie vraagnummer 2016Z21925, 23 november 2016).
Kamervoorzitter Arib merkt hierover op in haar brief van 4 oktober 2016 aan het lid Omtzigt:
“De gang van zaken rond de totstandkoming van de IORP-richtlijn laat zien dat dit nog steeds een actueel thema is. Los van de — uiteindelijk politieke — afweging of in dit geval de informatievoorziening adequaat is geweest, rijst hierbij de vraag of gebruik had kunnen worden gemaakt van de zogenaamde stilteprocedure om teksten eerder vertrouwelijk met de Kamer te delen. Ook speelt de vraag of aan de voorwaarde die de Kamer heeft verbonden aan het beëindigen van het parlementair voorbehoud, namelijk dat “het conceptstandpunt van de Raad voorafgaand aan de besluitvorming in de Raad tijdig en met een waardering van het kabinet aan de Kamer wordt toegezonden” is voldaan.
Ik zie twee wegen om dit verder uit te diepen.
In het kader van mijn periodiek overleg met de leden van het Kabinet zal ik dit onderwerp bespreken met de minister van Buitenlandse Zaken.
De commissie voor Binnenlandse Zaken zou in deze casus aanleiding kunnen zien voor nadere vragen aan de minister over de reikwijdte van artikel 68 GW. In verband daarmee stuur ik een afschrift van deze brief en van de achterliggende stukken (uw e-mailbericht en het verslag van het VSO) aan de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken.”
Dit schriftelijk overleg, dat we nu voeren, is een uitvloeisel van punt 2.
Over deze casus hebben de leden van de CDA-fractie de volgende vragen:
De regering besloot een onderzoek in te stellen naar het handelen in de eerste paar maanden na de crisis. Dat onderzoek is uitgevoerd door de Universiteit Twente. Het gaat hier om de crisisaanpak en dus expliciet niet het onderzoek van de OVV of van het JIT/OM.
De Kamer heeft een expliciete taak om het handelen van de regering in de crisisaanpak te kunnen beoordelen.
Voor dat onderzoek heeft de Universiteit Twente interviews gehouden met een aantal sleutelfiguren. Onder deze sleutelfiguren bevonden zich ook betrokken (voormalige) bewindspersonen.
De Kamer vroeg vooraf om de onderzoeksprotocollen te ontvangen voor het onderzoek. Pas na aandringen kreeg de Tweede Kamer de onderzoeksprotocollen en daarin bleek dat aan de sleutelfiguren geheimhouding van de interviewverslagen beloofd was.
Ofwel, de regering geeft opdracht tot een extern onderzoek over haar eigen handelen. Daarmee maakt zij het nogal lastig voor de Kamer om ook zelf onderzoek te doen.
In de onderzoeksprotocollen wordt vervolgens geheimhouding beloofd aan de geïnterviewden, zijnde de (voormalige) bewindspersonen zelf. En die interviews zijn vervolgens volstrekt ontoegankelijk voor de Kamer die controleert.
De geïnterviewden hebben allemaal een concept-verslag van het interview ontvangen en hebben daarop wijzigingen mogen aanbrengen en kunnen terugsturen.
Voor het onderzoek naar het neerhalen van de MH17 is een verdrag afgesloten met o.a. Oekraïne en drie andere landen (België, Australië en Maleisië, dat pas maanden later lid werd).
Nu concludeert de OVV in haar onderzoeksrapport (samenvatting, pagina 10 van het OVV-rapport):
“De Oekraïense autoriteiten hebben niet overwogen om het luchtruim boven het oostelijk deel van Oekraïne geheel te sluiten voor de burgerluchtvaart. In de verklaringen van de Oekraïense autoriteiten op 14 en 17 juli 2014 over de beschietingen van militaire vliegtuigen was er sprake van de inzet van wapensystemen die kruishoogte van de burgervliegtuigen kunnen bereiken. Deze verklaringen gaven naar het oordeel van de onderzoeksraad voldoende aanleiding op het luchtruim boven het conflictgebieden uit voorzorg te sluiten”
Op ten minste één punt heeft Oekraïne dus zeer verwijtbaar gehandeld in het MH17-dossier. En die verdenking bestond al vanaf de eerste dag: de OVV startte al een onderzoek naar waarom er over Oekraïne gevlogen werd (deel A van het eindrapport) binnen een dag na de crash. Pas later opende de OVV een onderzoek naar de oorzaak van de crash (nadat Oekraïne die verantwoordelijkheid had overgedragen aan de OVV). En ook tot het JIT-onderzoek werd pas later besloten.
Gezien het feit dat het vliegtuig neerstortte op gebied dat volkenrechtelijk integraal onderdeel is van Oekraïne, is het logisch dat er samenwerking is met Oekraïne in het onderzoek, alleen al omdat Oekraïne volledige rechtsmacht heeft.
Echter in dit geval is het zeer belangrijk te weten welke afspraken er gemaakt zijn in het kader van het JIT-verdrag. Het gaat dan met name om afspraken over het inbrengen van informatie en het mogelijk blokkeren dat bepaalde informatie gebruikt wordt of naar buiten komt.
Nu is het sluiten van verdragen krachtens artikel 91, eerste lid van de Grondwet voorbehouden aan de Staten-Generaal: “Het Koninkrijk wordt niet aan verdragen gebonden en deze worden niet opgezegd zonder voorafgaande goedkeuring van de Staten-Generaal. De wet bepaalt de gevallen waarin geen goedkeuring is vereist.”
Tot nu toe zijn vragen over het JIT-verdrag, dat meerdere keren verlengd is, ontwijkend beantwoord.
De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering antwoorden op elk van deze vragen afzonderlijk vóór 15 januari 2017 aan de Kamer te doen toekomen.