Het gebruik van hoera-termen is een ernstige ziekte en veroorzaakt veel maatschappelijke ellende omdat niemand er tegen mag zijn. Termen zoals samenwerking, kwaliteit en transparantie zijn namelijk zó correct dat iedereen het altijd met je eens móet zijn. Niemand haalt het in zijn hoofd om tijdens een vergadering te denken “Wat heb ik toch een bloedhekel aan het optimaliseren van de zorgkwaliteit” of “Patiënttevredenheid kan m’n rug op.”
Vergaderen in de zorg is bijna altijd oervervelend, duurt meestal te lang, kost veel geld en heeft in de praktijk weinig toegevoegde waarde.
Afgelopen week ontkwam ook ik helaas niet aan zo’n vergadering. De wanhoop die me op zulke momenten overvalt volgt een bepaalde curve, waarbij het dieptepunt altijd wordt gekenmerkt door de onzinnige vraag wat de zin van het bestaan is. Patiënten die gebukt gaan onder een depressie worden vaak ook gekweld door deze nutteloze vraag en ik stel meestal de wedervraag hoe groot de kans is dat deze kwestie in 2016 eindelijk wordt opgelost, na miljoenen jaren tevergeefs broeden. Daarnaast behandel ik patiënten uiteraard, waardoor deze vraag meestal verbleekt en men in veel gevallen weer goed gestemd overgaat tot de orde van de dag.
De voorzitter van een gemiddelde vergadering in de zorg nodigt de aanwezigen uit voor het obligate voorstelrondje, waarin de arme drommels worden aangemoedigd om hun verwachtingen uit te spreken voor de komende anderhalf uur. “Hoe wil jij straks naar huis gaan?” of “Wat wil je de anderen meegeven?” werd ons op zalvende toon gevraagd.
De antwoorden op dergelijke vragen zijn net zo tenenkrommend als nietszeggend, want ik heb nog nooit iemand kunnen betrappen op de heimelijke wens om “toekomstbestendigde zorg” te realiseren of “de ketenzorg te optimaliseren”. Mensen tijdens een vergadering zijn per definitie genderneutraal en humorloos. Net als in rouwadvertenties zijn we allemaal oprecht goeie mensen en veinzen we meer compassie voor onze medemens dan Natasja Froger weet uit te stralen tijdens een feelgood programma van RTL.
De inzet van een consultancy bureau, een aantal jaar geleden, om ons te begeleiden bij ‘transitiebereidheid’ en ‘communicatielogistiek’ was zo onwerkelijk en absurd, dat Kafka zich giechelend omdraaide in zijn graf.
Via via werd dit veel te dure bureau ingeschakeld om gebakken lucht te verkopen en de CEO lachte zich waarschijnlijk een breuk op de tennisbaan omdat hij wéér een stel onnozele academici had weten te belazeren. De jongste bediende werd op ons afgestuurd en schreef op een whiteboard wat wij hem vertelden, maar dan gerangschikt in een driehoek en met heel veel pijlen. Of zoals iemand ooit cynisch opmerkte: een consultant leent jouw horloge om je vervolgens te vertellen hoe laat het is, maar wel tegen een uurloon waar een dure escortgirl van moet blozen.
In Zoetermeer overleed vorig jaar een jongetje aan verwaarlozing, ondanks het feit dat er negentien (..) hulpverleningsinstanties betrokken waren bij het gezin. Ik gok dat er enorm veel vergaderd is, maar het heeft blijkbaar niet mogen baten om het kind te redden.
De gemeente Zoetermeer is groot voorstander van het zogenoemde ‘eigenkrachtbeleid’ waarbij het gezin zelf ‘eigenaar’ is van zijn hulp en zélf doelen formuleert voor de zorg. ‘Eigenkrachtbeleid’ is ook een hoera-term die zelfs levensgevaarlijk is gebleken.
Jeugdwethouder van Leeuwen stapt niet op en durft zelfs nog de quasi-intellectueel uit te hangen door te stellen “Chinezen hebben daar een mooi spreekwoord voor: Je hebt fouten nodig om je te ontwikkelen”.
Wanneer gaan we weer normaal doen met elkaar? Hoeveel verspilling van tijd, geld en zelfs levens hebben we nodig om met elkaar te concluderen dat we van het pad zijn geraakt? Gestolde abstracties zijn in de plaats gekomen van dat ouderwetse verantwoordelijkheidsgevoel waardoor je ’s nachts soms wakker ligt omdat je je afvraagt of je het wel goed genoeg hebt gedaan voor je patiënt.