Het is vast geen toeval dat vooral mensen met geradicaliseerde denkbeelden voortdurend hameren op het aambeeld van ‘vrijheid van meningsuiting’ en ‘vrijheid van demonstratie’. Zij willen kunnen zeggen wat ze willen en waar ze dat willen, en zien elke inperking daarvan als een vorm van censuur. Maar dat is onzin.
Worden de vrijheid van meningsuiting en demonstratie aangetast wanneer Geert Wilders, Pro Patria, de Nederlandse Volks Unie, IS-aanhangers en de Muslim Defense League Holland niet de gelegenheid krijgen om met gebalde vuisten en wapperende vlaggen de Haagse Schilderswijk onveilig te maken? Over wiens vrijheid gaat het dan eigenlijk? De vrijheid van demonstranten om een complete wijk te laten sidderen onder hun extremistisch gebral, of de vrijheid van buurtbewoners om gevrijwaard te blijven van intimiderende opstootjes, agressieve confrontaties, rondscheurende politiebusjes en meppende ME’ers?
In Nederland hebben we een typische interpretatie van de ‘vrijheid van meningsuiting’: een individu mag te allen tijde zeggen wat hij wil. Door die te hanteren, zou de vrijheid van meningsuiting in de samenleving als geheel zijn gegarandeerd: niemand wordt immers de mond gesnoerd, iedereen mag – binnen de grenzen van de wet – zijn mening verkondigen. Haatzaaien mag niet, kwetsen en beledigen mag wel. Verschillende publicisten en politici hebben in het verleden het recht om te kwetsen en te beledigen dan ook verdedigd als de logische consequentie van de vrijheid van meningsuiting. Maar is dat wel zo logisch?
Hatelijke, beledigende en pestende uitlatingen leiden ertoe dat sommige mensen zich niet meer kunnen of durven uitspreken. Telt hun vrijheid minder? Is de vrijheid van meningsuiting behalve een individueel, niet ook een collectief goed? Mensen moeten de vrijheid hebben om hun eigen opvattingen erop na te houden, en daarover met elkaar in debat te gaan. Een echte meningsuitwisseling vraagt om het wederzijds wegen van argumenten en openstaan voor alternatieve ideeën en oplossingen. Dat kan rustig en rationeel, of met een hoop retoriek en theater. Maar de basis van die vrijheid is elkaar de ruimte gunnen om dat debat ook daadwerkelijk te kunnen voeren. Dat staat haaks op het borsttrommelende ‘ik mag zeggen wat ik wil en jij moet je bek houden!’ dat we deze dagen zien.
Demonstraties zijn niet om te debatteren, maar vinden plaats om een kwestie op de kaart te zetten. Dat is prima zolang daarbij de wettelijke grenzen niet worden overschreden. Maar het recht om via een demonstratie je mening te verkondigen, impliceert niet dat je ook in alle gevallen zelf mag uitmaken waar je dat doet. Wanneer de kans groot is dat demonstraties uitmonden in gewelddadige confrontaties, horen die niet in een woonwijk thuis.
Ook als de rechter het demonstratieverbod van burgemeester Van Aartsen teniet doet, kun je je afvragen welke opvattingen van democratie en vrijheid schuilgaan achter de wens om middenin de Schilderswijk de confrontatie te zoeken met radicaal anders gestemden. Kennelijk hebben de demonstranten er geen boodschap aan dat de keuze van hun locatietheater forse politie-inzet vereist om de veiligheid van de bewoners te kunnen waarborgen. Dat ligt immers aan ‘de anderen’, en daaraan ‘toegeven’ betekent dat ‘tuig’ de straten regeert. Maar de bewoners zitten niet te wachten op nieuwe demonstraties. Zij zijn met andere problemen bezig. Ze vragen de gemeente te stoppen met de afbraak van sociale voorzieningen (zoals de bibliotheek) en initiatieven te nemen die jongeren aan werk helpen.
Maar ja, dat zetten ze niet op een spandoek.