Weinig dingen zijn zo onveranderlijk als clubliefde. Als klein jochie luisterde ik stiekem naar de avonturen van mijn cluppie. In bed. Radiootje zacht aan. Langs de Lijn. De uitwedstrijd, voorjaar 1988, bij Girondins de Bordeaux. De wedstrijd in de halve finale tegen Madrid. De door Van Breukelen gestopte penalty van Veloso. Wedstrijden tegen Ajax. Vertwijfeld op teletekst kijken of het nu nog steeds 0-0 was. Sommige beelden zijn al die jaren bij me gebleven. Eric Gerets in het Olympisch Stadion. Philip Cocu in de thuiswedstrijd tegen Milan, in blessuretijd. Het bizarre kampioenschap van 28 april 2007.
En waar ik ook was, de club ging altijd mee: ik werd ooit tijdens een beklimming van de Vesuvius op de hoogte gehouden van de tussenstand in de thuiswedstrijd tegen Feyenoord. We verloren. Ik F5-de tussenstanden in een internetcafé in New York. Ja, PSV en ik, we gaan een lange tijd terug, en van het gloeilampenvirus zal ik wel nooit meer helemaal genezen.
Maar op het moment ben ik er even aardig klaar mee, eerlijk gezegd. Met de prestaties heeft dat niets te maken. Onnodige nederlagen – teleurstellend zijn ze, maar je went eraan, en er zijn in het verleden genoeg ups en downs geweest om te weten dat dat nooit een reden zal zijn om mijn supportersschap in de ijskast te zetten. En dit jaar valt het nog best mee, wat dat betreft. Er zaten tot op heden een paar prachtige walk-overs tussen, en een paar mooie zeges in wedstrijden die er toe doen.
Nee, wat me tegen de borst stuit is dat sommigen onder de spelers van dat clubje van mij nogal een issue lijken te hebben met agressiviteit, en dat hen door het bestuur veel te zeer de hand boven het hoofd wordt gehouden. En dan heb ik het over dat malle ruitincident van Erik Pieters, en het incident met Jeremain Lens en Marcelo na afloop van de wedstrijd in de Kuip. Het is fijn dat Lens een boete kreeg, maar de club had hem natuurlijk gewoon moeten schorsen. Voor een wedstrijdje of vijf. Gewoon, omdat dit gedrag niet thuis hoort in een stadion, en omdat de directie van PSV hoort te staan voor fair play: op de grens binnen het veld, en daarna respectvol.
Maar dat deed de directie van PSV dus niet. Sterker, vorige week nog stuurde men doodleuk een brief naar Zeist waarin men op hoge poten klaagde over de kleinzieligheid van de arbitrage. Voetbal is immers niet voor mietjes, en als het een Van Bommel, een Strootman of, hij is bijna weer fit, een Toivonen, behaagt om te laat van achteren een tackle in te zetten, dan moet het scheidsrechterskorps daar vooral niet te moeilijk over doen. Na alle discussie die er de afgelopen maanden gevoerd is over respect en fairplay was uitgerekend dat de boodschap die de directie van PSV graag met de voetbalwereld wilde delen. Hoe wereldvreemd kun je zijn?
Om deze redenen schort ik voor de rest van deze voetbaljaargang mijn clubliefde op. Ik schors PSV voor de komende tien competitiewedstrijden en de resterende bekerwedstrijd(en). Van mij mag Feyenoord dit jaar kampioen worden. Een jonge, energieke ploeg, die de supporters al twee jaar veel meer biedt dan de voltallige selectie van PSV. Tegen een fractie van de salariskosten, en vooral zonder het arrogante, opgefokte en nodeloos agressieve vedettengezeik dat de firma Gloeilamp teistert. Vanaf één augustus ben ik weer present. Tot die tijd zoekt u het maar uit, in Eindhoven.