Stel je voor: je geeft je hele jeugd op om te fietsen. Ieder vrij uurtje zit je op de fiets. Je trapt, stoempt en racet. Je spijbelt van school om in de sportschool aan je core te werken. Je hele leven staat in het teken van je carbon ros. Alles is gericht op de toekomst, op de kans om profwielrenner te worden. Geen feestjes, geen avonden laveloos in de kroeg en al helemaal geen vettigheden. Je moet aan je vorm denken, aan de prestaties. Dingen opgeven om uiteindelijk gescout worden en een contract te verdienen.
Zodra je het papiertje getekend hebt, doe je niets anders dan trainen en slapen. Je ligt tot een uurtje of 10 op bed, staat op en trekt je fietskleding aan. Beneden aangekomen prop je een bakje muesli naar binnen en stap je op je tweewieler. Dag in dag uit rijd je 6 uur lang over het polderasfalt. Kilometers maken. Weer of geen weer, wind of geen wind. Na jaren van trainen zit je in de profploeg. Klaar voor wedstrijden op het hoogste niveau. Door alle gereden kilometer weet je dat je er klaar voor bent. Je bent in conditie, hebt je gewicht onder controle en kan de aders in je kuiten tellen.
Dan komt die eerste koers. De eerste paar kilometers na de start gaan nog wel. Iedereen keuvelt wat. Verhalen worden uitgewisseld, de spieren worden warm gemaakt. Dan: de eerste heuvel doemt op. Geen col van de hoogste categorie, maar toch een puist om uit het zadel te komen. Maar goed, daar train je voor. Je weet dat je deze op kan razen. Toch: zodra het peloton even aanzet ben je weg. Op een kleine col wordt je weggereden en de rest van de dag rij je achter de feiten aan.
De koersen die daarna volgen eindigen precies hetzelfde. Steeds weer verlies je het van andere renners. Op de een of andere manier rijden ze veel en veel harder. Hoe hard je ook traint, hoe veel je ook afvalt. Iedere keer lijken de andere renners van een andere planeet. Het frustreert, je ergert je eraan. Maar wat kan je er aan doen? Nog harder trainen? Nog minder eten? Nog langer slapen? Stoppen lijkt de enige optie. Wellicht ben je dan toch niet goed genoeg?
Dan komt de ploegarts bij je. En stelt dé vraag. Wat zou je doen?
Ik zou doping gebruiken.