Het medisch beroepsgeheim is een teken van vrijheid en beschaving en daar moeten we zuinig op zijn in Nederland. In landen met een totalitair regime wordt de verhouding tussen arts en patiënt vaak geregisseerd door de overheid en is beroepsgeheim afwezig of zo lek als een mandje. Bijvoorbeeld op de eerste hulp van het Kim Man Yu Hospital in Pyongyang, Noord-Korea, is het bepaald niet ondenkbaar dat een crimineel of staatsvijand wordt ingerekend door de politie en dat artsen onder druk worden gezet om medische informatie prijs te geven.
In Nederland geldt het beroepsgeheim en niet alleen voor artsen, maar ook voor beroepen zoals kappers, ambtenaren en taxichauffeurs. Voor artsen geldt nog een extra bijzondere bepaling, namelijk het verschoningsrecht. Hierdoor zijn artsen, in tegenstelling tot andere beroepsgroepen vrijgesteld van de plicht om een getuigenis af te leggen in de rechtszaal, omdat ze anders hun geheimhoudingsplicht zouden moeten schenden. Dit is een bijzonder recht, dat in feite de krachtige basis vormt van het medisch beroepsgeheim. Dit medisch beroepsgeheim is al eeuwenlang nauw verbonden met de beroepsuitoefening van artsen en niet een recht dat door de overheid aan artsen wordt toegekend, zoals ten onrechte soms wordt gesuggereerd door onze roergangers.
Sinds het Liefdehuis-arrest (1913) staat het medisch beroepsgeheim als een huis. De Eindhovense arts dr. H.A.D. in 1911 zou betrokken zijn geweest bij de behandeling van een vrouw die verblijft in het Liefdehuis, een verzorgings- en verpleeginrichting te Tilburg. Bij justitie rees het vermoeden dat ze via deze arts een criminele abortus op het spoor zouden kunnen komen. De arts werd ontboden bij de rechter-commissaris en weigert vervolgens een getuigenis af te leggen over wat hij weet, waarbij hij zich beroept op zijn verschoningsrecht. Hij wordt vervolgens gegijzeld, maar de Hoge Raad constateert dat de artseneed aan de arts een verplichting tot geheimhouding oplegt en dat de arts zich terecht kan beroepen op het verschoningsrecht. Daarmee is voortaan de toegang tot medische zorg veiliggesteld, ook voor patiënten die een strafbaar feit hebben gepleegd.
In de eerste plaats is het medisch beroepsgeheim bedoeld om de toegankelijkheid van de zorg te garanderen, zodat iedereen de zorg krijgt die hij nodig heeft. Dit betekent ook dat een dief zich kan laten behandelen op de Eerste Hulp als hij gewond is geraakt tijdens het plegen van een inbraak zonder dat hij het risico loopt om tijdens of na behandeling aan de politie te worden overgedragen. Dankzij het medisch beroepsgeheim kan iedereen zonder risico voor zijn maatschappelijke positie een arts bezoeken. We willen dus in het algemeen voorkomen dat mensen nalaten hulp te zoeken omdat ze bang zijn dat hun medische gegevens op straat terecht komen.
De actuele onrust, ontstaan door de uitspraken van minister van Volksgezondheid Edith Schippers (VVD) om de wetgeving te veranderen zodat het medisch beroepsgeheim kan worden ingeperkt sluit aan bij de toenemende behoefte van de overheid om onze privacy in te perken. Dit gebeurt onder het mom van veiligheid, zoals bij terreurdreiging of nu, door het aanpakken van financiële misstanden zoals het onterecht incasseren van het PGB. In hoeverre dergelijke ingrijpende maatregelen daadwerkelijk effectief blijken is niet of nauwelijks aan te tonen, “het is allemaal voor onze bestwil” zou burgemeester Dickerdak sussen. Dát er wordt gemorreld aan het medisch beroepsgeheim is in feite niks nieuws; in de praktijk voeren artsen op de eerste hulp en de intensive care dagelijks strijd om patiënten-informatie uit de handen van ijverige dienders en justitie te houden.
Ook de zorgverzekeraars hebben inmiddels zoveel macht gekregen dat schending van de privacy van patiënten de gewoonste zaak van de wereld lijkt te zijn geworden. Het voorstel om de wetgeving aan te passen is wél nieuw en getuigt in feite van onvoldoende kennis van de wetgeving. Martin Buijsen, hoogleraar recht en gezondheidszorg aan Erasmus Universiteit noemt het concept wetsvoorstel van minister Schippers in Trouw ronduit totalitair en zegt dat de Kamerleden die instemmen met deze wet niets hebben begrepen van het beroepsgeheim. Binnen de bestaande wetgeving bestaan namelijk afdoende mogelijkheden om het medisch beroepsgeheim te doorbreken als dat eventueel noodzakelijk zou zijn. Er kan sprake zijn van een wettelijk voorschrift zoals bij het melden van open TBC aan de GGD met naam en toenaam van de patiënt. Daarnaast kan er een conflict van plichten spelen en kan de arts zijn beroepsgeheim doorbreken als hij daarmee iets ernstigs kan voorkomen. Hierbij kan je denken aan een psychiater aan wie een depressieve piloot heeft toevertrouwd dat hij zijn passagiersvliegtuig te pletter wil laten vliegen tegen een berg omdat hij het leven niet meer ziet zitten.
PGB-fraude bedreigt echter geen mensenlevens, verdere inperking van het beroepsgeheim doet dat wél. Fraudebestrijding is nodig, maar hiervoor mag de overheid artsen niet misbruiken. In een beschaving als de onze is de taak van artsen om patiënten te behandelen en niet om criminelen op te sporen.
Mede-auteurs: Diederik de Rooy, psychiater in opleiding en jurist en Dick Engberts, hoogleraar ethiek en recht. Alle auteurs zijn verbonden aan het Leids Universitair Medisch Centrum.