Den Haag kijkt met grote tevredenheid terug op het Nederlandse EU-voorzitterschap van het afgelopen half jaar. Het heeft dankbaar de lofuitingen van Brusselse zijde in ontvangst genomen, en ook in de kranten waren de commentaren positief. Vooral de pragmatische aanpak werd geroemd. Maar is die tevredenheid wel zo terecht? Men kan moeilijk volhouden dat, gemeten aan haar eígen doeleinden, de Europese Unie er op 1 juli 2016 beter voorstond dan op 1 januari dit jaar. Voor de belangrijkste examenopgave waarvoor de EU zich tijdens het Nederlands voorzitterschap zich gesteld zag, het binnenboord houden van de Britten, is zij gezakt.
Of we daar erg rouwig om moeten zijn – ik ben dat vanwege de desastreuze neoliberale invloed van Londen op het Europese beleid, die in vrijwel alle lidstaten de afkeer jegens Brussel heeft versterkt, minder – is een tweede. Maar waar het om gaat is dat zowel de meeste politici zélf luid verkondigden dat een Brexit een grote ramp zou zijn. Nu, die ‘ramp’ heeft plaatsgevonden, dus kan men op grond van de eigen criteria het EU-voorzitterschap moeilijk als geslaagd gaan betitelen.
Onder de landen die voorop liepen om te pogen de Britten binnen boord te houden, bevond zich misschien wel meer dan welk ander EU-voorzitter Nederland. Geen land hecht, van Ierland misschien afgezien, zo aan het Britse EU-lidmaatschap als Nederland, en hoopte zozeer op een Bremain. Speciaal voor Rutte is premier Cameron de belangrijkste bondgenoot om binnen Europa vast te houden aan zijn eenzijdige markt-agenda van meer flexibilisering en privatisering, en als het om de vertroeteling van de financiële sector en het koesteren van belastingzwendelparadijzen gaat, is Westminster voor het Binnenhof vanouds de belangrijkste partner in crime.
Nu zal iedereen tegenwerpen, dat Den Haag toch weinig mogelijkheden had om de stembus-uitslag van het Brexit-referendum te beïnvloeden. Inderdaad is het vooral een eigen keuze van de meeste Engelsen, en de politieke blaam treft allereerst Cameron. Toch gaat Den Haag zeker niet vrijuit. Dat Brexit een meerderheid kreeg, kwam door een electorale coalitie tussen onverbeterlijk nationalistische conservatieve Engelsen in het zuiden, die van elk Europa, ongeacht wat het doet, niets willen weten, en teleurgestelde arbeiders in de oude industriesteden, die zich niet zonder reden de sociaal-economische slachtoffers voelen van het neoliberale Europese beleid.
Simpel gezegd: mede dankzij de ideologische VVD-steun werd in Europa dit foute beleid mogelijk, dat de lagerbetaalden in het Brexit-kamp dreef. Indien Rutte de afgelopen jaren wat minder aan de belangen van bedrijven of bankiers, en wat meer aan die van de burgers had gedacht, was het niet tot een Brexit gekomen en er nu wat minder paniek in de aan de VVD geestverwante City.
Nog veel meer eigen verantwoordelijkheid draagt de Nederlandse regering uiteraard voor de miserabele uitslag van het Oekraïne-referendum. Niet zozeer die uitslag zelf (ook andere regeringen verliezen wel eens referenda), als wel het feit dat de regering niet voluit campagne is gaan voeren, maar – teneinde niet met een nederlaag geassocieerd te worden – gedoken heeft, wordt haar voorbij Zundert en Zevenaar zwaar aangerekend.
Het totale gebrek aan bereidheid ergens voor te vechten wordt als een blijk van lafheid en karakterzwakte gezien. En dat geldt speciaal de premier en de VVD, die zich, ofschoon de grootste (regerings)partij, toen wel heel stil gehouden heeft.
Electoraal is dat op zich best verklaarbaar, want de VVD was de enige partij, waarvan het officiële Oekraïne-standpunt haaks stond op dat van de meerderheid van haar eigen electoraat. De meeste PVV- en SP-kiezers waren het eens met het ‘nee’ van hun partij, de meeste kiezers van PvdA, CDA, D66 en GroenLinks met hun ‘ja’ – alleen bij de VVD was de partij voor het verdrag, en twee-derde van de kiezers tegen. Door zich zo stil te houden, wilde de VVD de schade aan het eigen aanzien zo veel mogelijk beperken – en daarmee, omdat die stilte niet onopgemerkt bleef, heeft zij in Europa de schade aan het aanzien van Nederland juist vergroot.
Net als Cameron heeft ook Rutte bij een referendum het partijbelang zwaarder laten wegen – met als gevolg dat hij nu evenmin als zijn afgetreden Britse collega een oplossing voor het eigen nationale ‘nee’ weet. En evenmin als bij de Brexit zijn de andere Europese staten, juist vanwege het wankelmoedige gedrag van Nederland, tot veel coulance bereid.
Zoals de opvolger van Cameron echt geen mooie deal van Brussel krijgt die aan de paradijselijke verwachtingen van de Brexiteers voldoet, zo zal ook Rutte met lege handen tegenover Thiery Baudet komen te staan. Duidt deze afgang echt op een succesvol EU-voorzitterschap?
Als grootste Nederlandse verdienste wordt het vluchtelingenakkoord genoemd. Nog afgezien van het dubieuze morele karakter ervan, dat veronderstelt dat Turkije een veilig land is: de houdbaarheid ervan op iets langere termijn moet nog blijken. Ten eerste zien wij dat de stroom zich al aan het terugverplaatsen is, weer richting Middellandse Zee en Italië. Ten tweede heeft Turkije gedreigd om de sluizen direct weer open te zetten als de afschaffing van de visumplicht niet doorgaat – ongeacht de vraag of Ankara aan de door Brussel gestelde eisen inzake rechtstaat en democratie voldoet, wat steeds onwaarschijnlijker is.
En ten derde heeft Europa veel aan geloofwaardigheid op juist dat terrein verloren door de toetredingsonderhandelingen te heropenen terwijl Erdogan zich thuis dictatorialer opstelt dan ooit. Dat is misschien nog wel de grootste hypotheek die tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap op de EU is komen te rusten.