In het Verenigd Koninkrijk zouden alle scribenten van mijn blog StukjeDuiding al lang en breed geëindigd zijn in een vochtige kelder met een halogeenlamp in het gezicht. Ook is de Al Kaida glossy Inspire verboden en volgens Scotland Yard is het bekijken van de executie van James Foley mogelijk strafbaar. Tegelijkertijd werd er op Twitter ongeveer 12.000x opgeroepen tot een #ISISmediaBlackout. Kortom: het argument wint terrein dat verspreiding van dergelijk beeldmateriaal terroristische organisaties alleen maar een groter podium biedt: ‘sharing is caring‘ tenslotte. De vraag is of actief negeren niet eerder een teken is dat wij besmet zijn met angst, en hiermee IS weer naar een hoger niveau tillen, en dus zelf opblazen tot proporties die ze niet verdienen?
Het censuur-argument is niet nieuw. Tussen 1988 en 1994 werden politici van onder meer de Noord-Ierse partij Sinn Féin verbannen van de Britse televisie en radio. Onderzoek van de Glasgow Media Group liet zien dat er een afname van 63 procent te zien was, maar zeker geen radicale afname in aantal stemmen: de politieke tak van de IRA bleef in die periode keurig zijn 17 zetels behouden. Oftewel: het opleggen van censuur doet niets af aan de achterban van bepaalde (radicaal politieke) ideeën, en censuur doet deze ideeën dus ook niet verdwijnen als sneeuw voor de zon.
Sterker nog, de manier waarop het Verenigd Koninkrijk het aanpakt is zelfs contraproductief. De huidige Britse anti-terreurwetgeving verbiedt expliciet op onderwijsinstellingen en overheidsinstanties toegang tot terroristische content, zoals eerdergenoemde glossy van Al-Kaida, bepaalde LiveLeak-video’s en internetfora. Dit is natuurlijk complete waanzin. Het zijn juist de academici, onderzoekers en politiek analisten voor wie dergelijke agitprop van onschatbare waarde is. Juist door dit soort filmpjes weten wij bijvoorbeeld dat er niet alleen in Syrië Hollandse Glorie uit Almere loopt te koppensnellen, maar ook dat degene die Foley onthoofdde waarschijnlijk van Britse afkomst was en hij niet de enige Britse jihadi is.
Om een conflict goed te kunnen begrijpen (en hier dus ook passend beleid op formuleren) is kennis en inzicht in de propaganda onontbeerlijk. Academici en beleidsmedewerkers deze informatie ontzeggen is vragen om ongeïnformeerd, ondoordacht en dus potentieel slecht of, nog erger, gevaarlijk beleid. Om nog maar te zwijgen over de democratische kanttekeningen die gemaakt kunnen worden bij een slecht geïnformeerd electoraat.
Bij burgers bestaat vooral de angst dat internet het podium alleen maar vergroot, dat iedereen die een dergelijk wervingsfilmpje ziet een Rasti Rostelliaanse ervaring ondergaat en de week erop een enkeltje Turkije boekt om aldaar te voet de grens met Syrië over te steken. Dit idee onder burgers wordt natuurlijk versterkt als je een inlichtingendienst hebt die flutrapportjes opstelt met opzwepende titels als ‘Jihadistisch Internet: kraamkamer van de hedendaagse jihad‘. Hiermee werden vooral fora bedoeld die niet meteen door standaard zoekmachines worden gevonden. Op dergelijke fora komen (naast mensen met bizarre seksuele voorkeuren en lopende receptenboeken van home made drugs) vlasbaardjes uit schotelwijken tezamen om een beetje de sharia-geleerde met elkaar te kunnen spelen, en zich zo alsnog de ‘wijze man’ te kunnen wanen die zij vanuit sociaal-economisch oogpunt niet bepaald zijn in de Westerse maatschappij. Uiteraard is dit moeilijk te zien, zoals vertrekkend directeur Peter Knoope ook aangaf in de Volkskrant, wanneer je als beleidsmedewerker nog nooit een schotelflat van dichtbij hebt gezien. Dan is het vrij makkelijk om de rol van het internet in radicalisering extreem te overschatten.
De rol van het internet en het effect ervan op het radicalisatieproces is nog maar mondjesmaat onderzocht, laat staan onomstotelijk bewezen. Een recent onderzoek van RAND Europe kwam tot de conclusie dat internet zoekende mensen faciliteert in het vinden van gelijkgestemde individuen, en hen kunnen sterken in hun (toch al) radicale ideeën, maar dat dit slechts een klein onderdeel betreft van radicalisatie. Zo is de combinatie van online contact met offline contact cruciaal en zijn er zeer weinig terroristen voortgekomen puur vanuit het internet. Dus misschien volgende keer wél wat doen met de melding van de lokale moskeeën, willen we maar zeggen.
De methodiek van actief negeren helpt hoogstwaarschijnlijk bij het opvoeden van een terrorpluis of peuter, maar het actief negeren van gruwelijkheden komt eerder neer op het afgeven van een signaal dat ‘we’ er niet mee om kunnen gaan, er dus angstig voor zijn en het niet durven confronteren. Deze confrontatie is echter wél nodig om een goede analyse te kunnen maken van wat er precies aan de hand is, en alleen dan kunnen politici besluiten maken op basis van afgewogen informatie. Het is aan burgers ook om deze informatie tot zich te nemen – tenzij het controleren van de besluiten van onze politici niet meer zo belangrijk is. Maar dan houdt je democratie ook op te bestaan.