Jihaddebat: ‘Granieten vuist voor vrijheid’ vooral in gezicht van de burger

04-09-2014 17:29

“Boeren, burgers en buitenlui! Komt tezamen,  want er zijn weer allerlei belangrijke wetsvoorstellen gedaan om het jihadistische gevaar in Nederland te bestrijden! Gaat u maar rustig slapen, de regering waakt” Het mantra ‘we zijn ermee bezig’ overheerste in het jihaddebat dat vandaag in de Tweede Kamer plaatsvond. Kamerleden schermden driftig met allerlei wetsvoorstellen en actieplannen van het Kabinet, want u moet als burger natuurlijk niet denken dat er niets gebeurt, daar op het immer alerte Binnenhof.

Laten we het actieplan even doornemen

Dat er niets gebeurt, is wel duidelijk. Maar op het moment dat Kamerleden gaan spreken van ‘het jihadistische beleid’ zakt de moed toch wel in de schoenen. Wat er in principe wordt besproken: “Er gebeuren allemaal gekke dingen in de wereld waar een patroon in zit, dus daar moet wel een beleid achter zitten, en dat kan te vuur en te zwaard bestreden worden met nog meer beleid.” Of hiermee radicalisering kan worden voorkomen, is nog maar de vraag. Laten we het actieplan even doornemen.

Allereerst zouden er meer mogelijkheden moeten zijn om het identiteitsbewijs in te trekken, bijvoorbeeld als iemand naar een trainingskamp gaat of zelf actief traint. “Meer mogelijkheden” wekt de suggestie dat deze er momenteel dus niet zijn. Niets is minder waar, volgens artikel 15:

Het Nederlanderschap gaat voor een meerderjarige verloren indien hij zich vrijwillig in vreemde krijgsdienst begeeft van een staat die betrokken is bij gevechtshandelingen tegen het Koninkrijk dan wel tegen een bondgenootschap waarvan het Koninkrijk lid is.” 

Het vervelende is dat veel van de wetgeving nog gecentreerd is rondom een staatsvorm. Door de opkomst van non-statelijke actoren hebben veel wetboeken de nodige moeite om strafbare zaken te vervolgen, omdat ze niet voortvloeien uit activiteiten van een staat. Het gevaar hierbij is dat bepaalde groeperingen letterlijk buiten de (internationale) wet opereren en in principe hun goddelijke gang kunnen gaan. Toch zou het, met het uitroepen van een Islamistische Staat, niet zo heel moeilijk moeten zijn op basis hiervan consequenties te verbinden voor het Nederlanderschap. De geest van deze weet is namelijk het voorkomen van staatsondermijnende activiteiten. Deze aanpassen aan de huidige tijdsgeest is niet meer dan normaal. Maar deze al lang bestaande optie vermommen onder de noemer ‘uitbreiden van mogelijkheden’ is natuurlijk quatsch.

Propaganda verwijderen van internet

Ten tweede zou jihadistische propaganda van het internet verwijderd moeten worden. U hoort het goed, een kabinet met daarin een liberale partij, is voorstander van censuur. Want wij burgers zijn natuurlijk beïnvloedbare zieltjes die bij het zien van een dergelijk filmpjes zomaar zouden kunnen besluiten om Amerikaanse journalisten te onthoofden. Het mythologiseren van de rol van “het internet” is een kwaaltje waar zowel kabinet als Kamer mee besmet lijken te zijn. Een recent onderzoek van RAND Europe toonde aan dat met name het offline contact onontbeerlijk is en dat het niet aangetoond is dat het internet ooit volledig verantwoordelijk is geweest voor het creëren van een terrorist.

Anoniem meldpunt

Ten derde zou er een anoniem meldpunt voor burgers moeten zijn waarbij mensen elkaar kunnen aangeven voor staatsgevaarlijke praktijken. Een verdere stap richting een klikcultuur. Wij leren onze kinderen van jongs af aan om niet te klikken (maakt het wel zo leefbaar, als je een zekere vertrouwensbasis hebt binnen een samenleving) maar als het gaat om “gevaarlijke” ideeën dan is het ineens goed. De vraag is of een dergelijke vorm van sociale controle wel hoort in een open samenleving en of het middel niet erger is dan de kwaal?

‘Granieten vuist voor vrijheid’

Kortom: het Kamerdebat is teleurstellend. Het laat zien dat onze Kamerleden “ons” wel vertegenwoordigen maar tegelijkertijd mijlenver van de samenleving afstaan die ze menen voor te staan. De “granieten vuist voor vrijheid” waar van gesproken werd, komt harder neer op het gezicht van de burger, dan in het ondemocratische gedachtegoed waarmee wij worden geconfronteerd.