Kankervrij en ongelukkig

18-12-2014 14:41

Een derde van alle kankergevallen kan voorkomen worden wanneer we extreem brave burgers worden. Zeggen doktoren. Het klopt niet, en het is een gruwelijk vooruitzicht.

“Als we het aan de mensen overlaten, komt het niet goed.” Aldus kankerspecialist Bart Kiemeney van het Radboud UMC. Hij wil voorlichting, voorlichting, en nog veel meer voorlichting over leefstijl, om kanker te voorkomen. We moeten stoppen met roken, drinken, dik zijn, te weinig bewegen, et cetera. En aangezien we daar individueel nog steeds weinig voor voelen, moeten overheid en doktoren daar wat hem betreft voortdurend op hameren. Anders, u leest het, komt het niet goed.

Engelen

Kiemeney deed zijn bezorgde uitlating in de Volkskrant van 12 december, naar aanleiding van een onderzoek in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde naar leefstijl en kanker. De auteurs hebben een heleboel internationale onderzoeken bijeen geveegd, omgerekend naar vaderlandse omstandigheden en constateerden dat een derde van de kankergevallen te voorkomen zou zijn als we als engelen door het leven zouden gaan. Of beter: als we brave burgers worden die precies doen wat de overheid en de dokter zeggen. Een redelijke daling voor een onmogelijke gedragsverandering – is dat denkbaar?

Dik zijn

Eerst die daling. Kijk, dat roken kanker veroorzaakt, da’s duidelijk. Een vijfde van alle kankerdiagnoses (zo’n 20.000 stuks) betreft longkanker, en die worden vrijwel allemaal door rook veroorzaakt. Stoppen met roken – prima idee. Maar verder? Neem de eerstvolgende killer: borstkanker. Eerlijk gezegd hebben onderzoekers geen flauw idee waardoor dat ontstaat. Er is wel wat bekend: het kán in de genen zitten maar dat hoeft zeker niet. Hormoontherapie, miskramen – kan ook een rol spelen. Dikke vrouwen krijgen het iets sneller, maar die hebben ook meer (vet)weefsel aldaar. Minder bewegen wordt genoemd. Wellicht… U begrijpt: het gaat hier grotendeels niet om echte oorzaken. ‘Dik zijn’ is geen ‘tabaksrook’.

‘Dik zijn’ bevat geen stof die de celdeling in de war schopt. Het gaat hier om risicofactoren – meetgegevens die correleren met de kankerincidentie. Er is een of ander verband, maar geen causaal verband. Het zijn geen oorzaken. Er is dus ook geen enkele garantie dat als je daarop ingrijpt (als je mensen tot een dieet dwingt, een vreselijk vervelende, jaren aanhoudende strijd), dat een individuele kans op kanker inderdaad daalt. Ongelukkig zijn is ook een risicofactor. Veel dikke mensen zijn ongelukkig (vanwege hun gewicht, of ze eten te veel omdat ze ongelukkig zijn). Dat gevoel wordt er met een voortdurend falen om af te vallen niet beter op.

Andere doodsoorzaak

En dan nog iets: diezelfde dokteren die zoveel mogelijk kanker willen voorkomen, weten donders goed dat verreweg de meeste gevallen zich voordoen in de oudere jaren, wanneer het lichaam zijn beste tijd gehad heeft en de weerstand daalt. Tweehonderd worden we nooit, we zullen toch érgens aan dood moeten gaan. Een andere vorm van kanker, bijvoorbeeld. Of hartfalen. Of longontsteking. Welke de grootste killer wordt hangt er vooral van af welk onderzoeksterrein de grootste vorderingen maakt. Een stap vooruit in de strijd tegen hartfalen betekent dat de velen die daardoor gered worden later alsnog aan de kanker gaan. Dan gaat dat sterftecijfer automatisch omhoog. Tot daar een stap wordt gezet. Enzovoorts.

Een algeheel, volledig, draconisch doorgezet rookverbod. Daarmee kom je nog het verst. Maar wat dat betreft zitten we al aan de grenzen van wat democratisch mogelijk is – en wettelijk controleerbaar zonder dat we duizend extra politiebureaus moeten inrichten. Roken is maatschappelijk taboe. En mensen die schijt hebben aan de overheid en aan betutteling blijven roken. Veel verder dan dat kom je niet. Met de zachte dwang van voorlichting kunnen de dokters uiteraard geen deuk in een pakje boter slaan.

Gewoon gelukkig

Het komt dus nooit goed. Of juist wel. Hopelijk breekt ook een keer bij dokters als Kiemeney het besef door dat dokters er zijn om het levensgeluk van patiënten te vergroten. En wat geluk is, dat mag de patiënt zelf uitmaken. De burger laat zijn (ongezonde doch lekkere) leven niet vergallen omdat de dokter denkt dat hij daarmee, wie weet, iets kan voorkomen. De burger wil nú lekker leven, en straks, als-ie ziek is, goed behandeld worden. En als dat behandelen niet lukt, dan is het gewoon einde oefening. Een beetje dokter weet ook wel dat voor heel veel kankerpatiënten (vooral de oudere) dat eeuwige gevecht tegen de dood helemaal niet hoeft. Dat dat eeuwige kunstmatige optimisme (“we gaan u genezen!”) en al die vasthoudendheid (“we gaan iets anders proberen!”) het onvermijdelijke einde alleen maar bitter maakt. Op zo’n moment moet de dokter het leven en sterven aan de mensen overlaten. En eerder ook al. Laat de burger gewoon gelukkig zijn. Waarschuwen mag, als de dokter zich daar fijn bij voelt, maar verwacht er niet te veel van. Dan komt het best goed.