Af en toe doen ‘we’ in de rechtbank een dagje zeden. Eigenlijk is dat best heel vaak. Sla de krant maar open en huiver van verkrachtingen, aanrandingen, misbruik. Bij u in de buurt. Vrouwen. Jongens. Kindje van zes jaar. Peuter van drie. Daarbij wordt alles in detail genoemd. De seksuele handelingen. Bij naam.
Mocht men in de veronderstelling zijn dat seksuele handelingen in keurig nette bewoordingen worden weergegeven door de rechter, neen. Woorden als: pijpen, neuken, anaal en sperma vliegen je om de oren. Van voorzichtigheid tijdens deze zittingen is geen sprake. Dat kan ook niet. Grof misbruik dient open en duidelijk te worden besproken. Hard.
Wij rechtbankverslaggevers horen alles. We schrijven veel op maar laten ook bepaalde ellende achterwege. Slaan, schoppen, anale penetratie, geweld, dierenseks onder dwang. Vader voorop. Chaos in kruizen. Mismaaktheid in geesten. Misbruik tot op het bot. Vernielingen voor altijd. Soms is alleen horen meer dan voldoende.
Zo was ik eens bij een zaak aanwezig waarbij een verdachte vader snikkend vertelde dat zijn vrouw, ernstig ziek, geen zin meer had in seks. Dat zijn dochter van elf jaar hem de genegenheid kon geven waar hij zo sterk naar verlangde. Zijn vrouw, kaal van de chemo, zat in de zaal. Zij hoorde de details aan van de verkrachtingen van haar dochter. Gevolgd door knusjes naast zijn vrouw kruipen na de daad. Vier maal per week. Uiteraard begeleidde de man zijn vrouw keurig naar het ziekenhuis voor behandelingen. En daarmee kom ik op het volgende.
Ik vraag me met regelmaat af hoe het toch mogelijk is dat een verdachte van verkrachting, misbruik etc. , zijn rol vaak zo klein en onschuldig maakt. Er niets aan kunnen doen. Recht praten wat ondenkbaar krom is. Aangeven geen schuld te hebben. “Ze kleedde zich vaak heel bloot.” Of: “Ik voelde me zo eenzaam.” , als excuus aanbieden. De fout bij de ander leggen. Macht willen. Nog steeds. “Maar ze houdt wel van haar papa, hoor. We hebben verder een goede band.” Dit laatste volgens een vader wiens handen aan zijn dochter zaten en wiens geslachtsdeel haar van haar maagdelijkheid ontdeed. Vanaf haar zevende jaar.
Wat willen we graag straffen. Voornamelijk bij misbruik met kinderen. Wanneer stopt het? De daders willen niets liever dan een behandeling ondergaan. Ze zijn vaak ver voor de zitting al een compleet ander mens geworden. Ineens. Door berouw. Zeggen ze. Kindermisbruik bestaat niet. Niemand misbruikt kinderen. En toch. Deze zaken blijven komen. Week in, week uit. De waarheid. En die waarheid is ongemakkelijk. De maatschappij wil bestrijden. Het liefst een groep zieke personen als zedendelinquenten.
Een enkele keer hoor je in de zittingszaal iets in de categorie: ‘Misbruik klein kind’, waarvan je nekharen overeind gaan staan. Dat je dan iets denkt. Dat mag. En iets voelt. Dat mag ook. Dat op de vraag van de rechter aan de verkrachter van een zeven- jarig kind (“Waarom stopte u niet?”) het volgende wordt geantwoord: “Omdat ze niet zei dat ik moest stoppen.”
En dat je dan na het horen van alle afschuwwekkende details denkt: Dat kon ook niet, zak. Ze had jouw lul in haar veel te kleine mond.
Karin Smalbil is rechtbankverslaggever in de rechtbank van Groningen en tevens columnist voor De Telegraaf Media Groep, Groningen Dichtbij. Op haar site: www.karinsmalbil.com kunt u haar artikelarchief lezen.