Afgelopen week hebben we met z’n allen een magische grens doorbroken. Voor het eerst steeg de concentratie van CO2 in de atmosfeer boven de 400 parts per million (ppm). Het is natuurlijk slechts een magische grens – een mooi rond getal dat verder geen reële betekenis heeft. Maar zoiets ‘mijlpaal’ is voor deskundigen en de media traditiegetrouw dé gelegenheid om weer eens alles uit de kast te halen. Nu niet. Het bleef érg stil, afgelopen week. Klimaatverandering? Gaap.
Iedere weldenkende Europeaan is er wel van overtuigd dat we met het klimaat aan het knoeien zijn. Het probleem is dat ons dat niks meer kan schelen. Het zal onze tijd wel duren. Daarmee zijn we hier dus net zo passief geworden als de gemiddelde Amerikaan, die überhaupt nooit heeft geloofd in klimaatverandering, veroorzaakt door zijn grondrecht: de auto. Die Europese desinteresse wordt niet veroorzaakt door de crisis (we intersseren ons nauwelijks voor de crisis) en al helemaal niet door de propaganda van de zogenoemde klimaatsceptici. De strijd tussen ‘gelovers’ en ‘sceptici’ is voltooid verleden tijd, en geëindigd in een klinkende overwinning voor de gelovers. Nee, die passiviteit, daarvoor zijn andere oorzaken verantwoordelijk.
Ten eerste, de aandacht voor klimaatverandering heeft simpelweg te vroeg gepiekt. De catastrofale klimatologische veranderingen die ons waren voorspeld, zijn inmiddels te lang uitgebleven. De onheilsprofeten hadden zich er waarschijnlijk te veel van voorgesteld. Ons waren woestijnen verwacht, verhitte koppen en drooggevallen rivieren. Maar het extreme weer dat we tot nu toe hebben gezien, wordt door de deskundigen (‘gelovige’ deskundigen!) nog net zo gemakkelijk toegeschreven aan de wisselvalligheid van het weer.
Waar blijft nou die hitte? De concentratie CO2 is dan misschien dertig procent hoger dan een eeuw geleden, ondertussen zitten we hier met een verdomd koude lente. Extra veel orkanen in de VS; een extreem hete ‘angry summer‘ in Australië: het is natuurlijk erg maar is het ook meteen klimaatverandering? De deskundigen zijn het er niet over eens – en de gedachten van de burger dwalen af.
Een tweede oorzaak voor het verdwijnen van onze klimaatzorgen is uiteraard het fiasco van de internationale klimaatpolitiek. De mondiale beloften de afgelopen decennia zijn afgegeven, waren al boterzacht, en zijn dankzij de economische crisis inmiddels echt niets meer waard. Niemand gelooft nog dat de rijke landen ooit zullen betalen, of dat de zogenaamde ‘ontwikkelingslanden’ zo nodig gespekt moeten worden. Alle partijen hebben hun geloofwaardigheid verloren. Niemand verwacht dus nog dat de wereld in staat zal zijn om de stijging van de temperatuur beperkt te houden tot twee graden. (Volgens deskundigen zullen de gevolgen in dat geval nog meevallen, maar in feite is dat alweer zo’n ‘magische’ grens.)
We kunnen er met een gerust hart van uitgaan dat de concentratie van CO2 de komende decennia in rap tempo verder zal stijgen, en dat de aarde de komende eeuw met gemak vier graden warmer zal worden. Dat zal ingrijpende én aangrijpende gevolgen hebben voor de mensheid (tegen die tijd gegroeid tot tien miljard). Dat weten we. En daar valt niks tegen te doen. De internationale gemeenschap zal nooit grip krijgen op die groei. En dus kan het kan ons eigenlijk niks schelen. Je moet je immers niet druk maken over zaken waar je toch niks aan kan doen.
Een derde oorzaak voor het ineenstorten van het klimaatdebat is dat er in economisch en technologisch opzicht geen alternatieven bestaan voor het huidige energiesysteem. Tot voor kort dacht in ieder geval een deel van de mensheid dat er wél reële alternatieven bestonden. We konden en moesten overstappen op duurzame, ‘groene’ energie. Dat zou weliswaar enorme investeringen vergen, maar in principe was dat mogelijk. Inmiddels is duidelijk geworden dat die groene technologieën géén toekomst hebben – of in ieder geval veel later, en veel minder ingrijpend, dan we met z’n allen dachten.
Ten eerste omdat veel van die high tech alternatieven een zeer zwaar, zo niet onmogelijk beslag leggen op de wereldvoorraden ijzer, koper en zeldzame metalen. De knappe bedenkers van als die zonnecellen, panelen, windmolens, katalysators en ga zo maar door hebben in hun labs namelijk driftig gebruik gemaakt van elementen waarvan de wereldvoorraden uiterst beperkt blijken te zijn.
Ten tweede vergt het overschakelen van fossiel op (groene) stroom als grootste energiedrager voor de hele mensheid, een werkelijk onmogelijke hoeveelheid koper, ijzer, beton en ga zo maar door. En dan nog iets: veel van die alternatieven zijn alleen rendabel te ontwikkelen en uit te rollen wanneer de prijzen voor fossiele brandstoffen fors hoog worden én blijven. Dat laatste leek jarenlang geen probleem; zoiets was toch onvermijdelijk.
Fossiel moést een keer zeldzaam en dus duur worden. Maar dat was vóór de opkomst van schalie-olie en gas. De productie daarvan vergt veel energie, en dus zijn schalievelden alleen maar rendabel te exploiteren als de olieprijs niet ver beneden de, pakweg, 100 dollar per vat zakt. Da’s zo ongeveer de huidige prijs. Prima voor de schalie-exploitatie, maar te laag om groene alternatieven aantrekkelijk te maken. (Tenzij je de uitstoot van CO2 fiks gaat belasten maar dat kan alleen mondiaal, dus dat kunnen we rustig vergeten).
Dankzij de ontdekking en exploitatie van schalievelden zal de prijs van ruwe olie dus nooit meer beneden de pakweg 100 dollar per vat zakken – maar dat is niet erg. Ze zal er ook nooit veel boven uit stijgen, want de voorraden die de laatste jaren zijn ontdekt, zijn zó immens dat we ons wat betreft de beschikbaarheid van fossiele brandstoffen (en dus de prijs) de komende eeuwen écht geen zorgen hoeven te maken. De aandacht ging de afgelopen jaren vooral uit naar de schalievelden in Canada, maar velden in Utah, Colorado en North Dakota, onlangs in kaart gebracht, zijn vele malen groter. Qua energie-inhoud zijn ze stuk voor stuk vergelijkbaar met de grootste klassieke olievelden van de Arabische landen.
Inmiddels is ook duidelijk dat zich in Californië nog veel grotere voorraden bevinden (de Monterey shales, naar schatting vier keer groter dan wat er ooit in Arabië zat), en in Australië zijn velden aangetoond die weer een veelvoud van de Californische megavondst bevatten (in de Ackaringa basin). En dat is maar een greep uit een lange lijst van dergelijke vondsten. Olie? We komen er straks weer gewoon in om. Net als vroeger.
Dat betekent dat energiemaatschappijen (en daarmee ook veel regeringen, die hun beleid daarop afstemmen) alle belangstelling voor alternatieve energiebronnen volledig hebben verloren. Er is geen dwingende economische noodzaak meer om in die richting verder te marcheren. Ze kunnen gewoon nog decennia voort met reeds beproefde technieken, en met de reeds bestaande infrastructuur. En de burger weet dat uiteraard. Die haalt opgelucht adem, of legt het moede hoofd in de schoot.
Nog even en dezelfde burger krijgt bij het woord ‘klimaatverandering’ een vieze smaak in de mond. Tot nog toe was het alleen de Derde Wereld die ons geld opeiste vanwege de dreigende klimaatverandering. Maar inmiddels heeft ook de Europese Unie bekendgemaakt dat ze fondsen ter beschikking zal stellen voor de opvang van de gevolgen van klimaatverandering. Dat betekent dat er straks weer een nieuwe geldstroom op gang zal komen binnen de EU, weer van noord naar zuid. En ondertussen publiceren militaire denktanks aan beide kanten van de oceaan somber getoonzette rapporten waarin wordt gesteld dat klimaatverandering zal leiden tot meer conflicten overal op aarde, en dat er dus dringend méér geld besteed moet worden aan defensie.
Klimaatverandering als het nieuwe communisme.