In 1989 deed ik VWO-eindexamen Nederlands. Daarvoor moest ik een samenvatting maken van een artikel van Mark Bovens, over de noodzaak van een betere bescherming van klokkeluiders – toen nog geschreven zonder tussen ‘n’. Dit jaar, ruim 25 jaar later, steunde de Tweede Kamer mijn wetsvoorstel voor een Huis voor klokkenluiders. Binnenkort zal ook de Eerste Kamer met het voorstel instemmen. Daarna zal de Koning zijn handtekening onder de wet zetten.
Multatuli (Eduard Douwes Dekker) zou het prachtig hebben gevonden: een Koninklijke handtekening onder een wet voor de bescherming van klokkenluiders. Niet voor niets had hij zijn boek Max Havelaar (1859) opgedragen aan Koning Willem III, in de hoop dat die zou ingrijpen. En een einde zou maken aan het misbruik van de inlanders in Nederlands-Indië, waar hij had gediend in het koloniale bestuur. Multatuli streefde een schrijversleven lang naar erkenning en genoegdoening.
Multatuli blijft telkens opduiken in mijn leven. Tijdens mijn studie filosofie in Rotterdam kwam ik hem tegen bij Duitse denkers uit de negentiende eeuw, die de jonge en stormachtige Friedrich Nietzsche probeerden te begrijpen en hem een ‘Duitse Multatuli’ noemden. Mijn eerste wetenschappelijke artikel in 1995 ging over Multatuli als filosoof: het verband tussen Logos en Fancy, waarheid en liefde, de noodzaak van poëzie om de waarheid te leren kennen.
Tijdens mijn promotie in Amsterdam leerde ik een andere Multatuli kennen. Hier kwam ik hem tegen als penvoerder van de conservatieven in Nederland, toen hij in 1867 zijn diensten aanbood als propagandist voor minister-president Van Zuylen van Nijevelt – die het aanbod vriendelijk afwees. De socialist Domela Nieuwenhuis zag in Multatuli wel een geestverwant. Zeker nadat Multatuli zijn plannen had bekendgemaakt voor een ‘vlees-partij’, omdat de morele en intellectuele verheffing van het volk toch moest beginnen met een volle maag.
De Tweede Kamer is een ‘pronkkamer van Nederlandse middelmatigheden’ en een ‘muzeum van misdadige nietigheden’. ‘Er bestaan geen partyen. Er bestaan maar cliques.’ Ook in mijn politieke leven bleef Multatuli zich aanbieden. Gewoon, omdat het leuk is om hem tijdens debatten te citeren. Maar ook inhoudelijk, omwille van zijn werk en zijn leven. Het leven van een typische klokkenluider. Een man die streed tegen misdadige nietigheid.
Ik loop nu twaalf jaar rond op het Binnenhof – en tegenwoordig is dat lang. In 2003 in de Eerste Kamer, vanaf 2006 in de Tweede Kamer. Als Tweede Kamerlid ben je een kleine winkelier: je moet alles zelf doen. Ambtenaren, lobbyisten en journalisten overladen je met informatie, waar je meestal niets aan hebt. Je krijgt veel te horen, maar zelden wat je echt weten moet om de macht te kunnen controleren.
Daarvoor moet je als Kamerlid zelf onderzoek doen. De macht van een Kamerlid zit in de mogelijkheid om netwerken te bouwen, zelf rond te kijken en jezelf te informeren. Op zoek gaan naar de waarheid achter de werkelijkheid. Mensen moeten je alles kunnen vertellen, een Kamerlid hoeft nooit zijn bronnen prijs te geven. Maar juist hier stuitte ik op een probleem. Omdat mensen soms toch bang zijn voor hun toekomst.
Kamerleden moeten problemen opsporen en oplossen. Het is heel frustrerend om kennis te hebben van een misstand, van fraude of corruptie, bedreiging van de veiligheid of de volksgezondheid, maar daar niets aan te kunnen doen. Omdat de melder van de misstand bang is dat de melding naar hem is te herleiden. Omdat de klokkenluider bang is voor ontslag, voor faillissement en voor sociaal isolement. En je moet toekijken hoe de problemen blijven voortbestaan.
Veel klokkenluiders melden zich bij de SP. Dat gebeurde ook toen ik Tweede Kamerlid werd. Als informatie over een misstand bij de volksvertegenwoordiging komt, maar die daar vervolgens niets mee kan doen, hebben we een serieus probleem met onze democratische controle. Als Kamerleden hun mond moeten houden om klokkenluiders te beschermen, kan het parlement haar werk niet doen. Dan worden corruptie, misbruik en cliëntelisme beloond.
Hier moest iets gebeuren, dit raakt het hart van onze democratie. In 2007 nam de Tweede Kamer voor het eerst een motie aan voor een betere bescherming van klokkenluiders. Dat was het begin van een lange politieke strijd, die hopelijk dit jaar nog haar voltooiing krijgt. Het Huis voor klokkenluiders gaat melders beschermen tegen ontslag en andere vormen van benadeling, misstanden onderzoeken en aanbevelingen doen om problemen op te lossen. Klokkenluiders hoeven dan niet meer naar de rechtbank of naar de media. Ze hoeven ook geen romans meer te schrijven, zoals Multatuli.
Tijdens mijn ontmoetingen met klokkenluiders, verenigd in de Expertgroep klokkenluiders, moest ik regelmatig aan denken Multatuli. Elke misstand is anders en elke melder ook, maar toch hebben klokkenluiders iets overeenkomstig: deze mensen kunnen niet tegen onrecht. Niet zozeer onrecht tegen henzelf, klokkenluiders laten zich meestal niet leiden door hun eigenbelang: het gaat altijd om misstanden die anderen aangaan en het algemeen belang raken. Klokkenluiders laten zich niet zozeer leiden door hun eigen mening of hun eigen moraal: zij komen in actie als machthebbers zich niet houden aan hun eigen normen en regels. Zij strijden tegen de dubbele moraal.
In de strijd voor de bescherming van klokkenluiders ben ik veel ‘Droogstoppels’ tegen gekomen. In de Max Havelaar is Batavus Droogstoppel – handelaar in koffie, die rijk werd van de uitbuiting in Indië – de verpersoonlijking van die dubbele moraal: hij werpt zich op als verdediger van het publieke belang, zolang het maar in zijn persoonlijke voordeel is. Tijdens de behandeling van de wet Huis voor klokkenluiders ben ik veel van dergelijke Droogstoppels tegen het lijf gelopen.
Om te beginnen droogstoppels in de politiek. In december 2007 nam de Kamer – als gezegd – een motie aan voor een betere bescherming van klokkenluiders. De regering weigerde mijn motie echter uit te voeren. Minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken wilde wel met dit voorstel aan de slag, maar vooral minister Donner van Sociale Zaken voerde oppositie tegen dit verzoek uit de Tweede Kamer. Toen diezelfde Donner in oktober 2010 minister van Binnenlandse Zaken werd, was de hoop op een bescherming voor klokkenluiders definitief verkeken. Dan kun je als Tweede Kamerlid eigenlijk nog maar één ding doen: zélf een wet maken
Maar dat is nog niet eenvoudig. Het duurde even om die wet te maken, waarbij ik veel steun kreeg van klokkenluiders (de Expertgroep Klokkenluiders), van Nationale Ombudsman Alex Brenninkmeijer en van Pieter van Vollenhoven, specialist op het gebied van veiligheid. Ook kreeg ik steun van een aantal collega-Kamerleden van andere partijen, die ook ervaring hebben met klokkenluiders: Manon Fokke (PvdA), Gerard Schouw (D66), Gert-Jan Segers (CU), Linda Voortman (GL), Esther Ouwehand (PvdD) en Norbert Klein. Met deze mede-indieners had de wet ook een meerderheid in beide Kamers. Toch ging de behandeling bepaald niet vanzelf.
Als de Kamer het initiatief neemt tot een wet is het gebruikelijk dat het kabinet zich terughoudend opstelt. Dat was hier echter niet het geval. Vrij opzichtig werden door de regering allerlei instituten in het leven geroepen, zoals een Adviespunt Klokkenluiders en een Onderzoeksraad Integriteit Overheid, die van alles konden, behalve klokkenluiders beschermen en misstanden onderzoeken. Opzichtige pogingen van de regering om het initiatief vanuit het parlement te frustreren.
Daarbij kon de regering rekenen op steun van werkgevers (VNO-NCW) én van werknemers (FNV), die een agressieve lobby organiseerden tegen het Huis. Van VNO-NCW kan ik dat nog wel begrijpen, zij zijn bij uitstek de vertegenwoordigers van Batavus Droogstoppel. De opstelling van de FNV begrijp ik niet. Ook omdat andere vakbonden het initiatief voor een Huis voor klokkenluiders juist van harte ondersteunden. Inspecties en toezichthouders werden eveneens tegen de wet in oppositie gebracht.
Ons poldermodel kent veel voordelen. Het zorgt voor draagvlak en leidt tot samenwerking. Ook in de politiek: in weinig andere landen lukt het een linkse politicus om een meerderheid te krijgen voor een belangrijke wet. Maar de polder biedt ook vruchtbare grond voor misstanden. Hier verdelen we de verantwoordelijkheden, ook als dingen misgaan. En waar velen schuld dragen, is snel een doofpot gevonden. Wie een misstand meldt wordt al snel gezien als een verrader. Iemand die de zorgvuldig gekoesterde dijk doorgeprikt, waarachter zo velen zich veilig waanden.
In mei 2012 kregen we het voorstel eindelijk in de Tweede Kamer. Daar kon het rekenen op veel steun en werd het in december 2013 aangenomen. Om vervolgens in mei 2014 te worden aangehouden in de Eerste Kamer. De lobby van werkgevers en werknemers, inspecties en toezichthouders had zich gericht op de senatoren. De regering dreigde zelfs de contraseign – de ondertekening – te weigeren, als de wet in deze vorm ook door de Eerste Kamer zou worden aangenomen. Een staatsrechtelijk unicum. Maar als oud-senator wist ik ook dat je moet vertrouwen op de wijsheid van de senaat. Die gaf ons een aantal goede suggesties mee voor verbetering.
Deze verbeterde wet is voor het zomerreces met algemene stemmen door Tweede Kamer aangenomen. Daarbij hebben we goed samengewerkt met minister Plasterk, die zich achter het Huis heeft gesteld. De Eerste Kamer zal hopelijk snel volgen. Daarmee komt een einde aan een lange politieke strijd. Een strijd die mij veel heeft geleerd over hoe in ons land de macht werkt en hoe hier gevestigde belangen worden verdedigd. Een dubbele moraal die je als klokkenluider ondervindt. Elke klokkenluider treedt daarbij in de voetsporen van Multatuli.
Multatuli is voor mij de koning van de klokkenluiders. Hij werd het eerste symbool van een burger die zich uitsprak tegen onrecht, die werd ontkend en uit de weg werd gegaan – maar die niet opgaf. Ongeacht de gevolgen voor hemzelf en voor zijn familie. Een man die bleef strijden tegen onrechtvaardigheid, omdat hij nu eenmaal zo in elkaar zat. Een land dat goed omgaat met klokkenluiders is een beter land. Met minder onrecht en meer onderling vertrouwen. Het Huis zal dat ideaal dichterbij kunnen brengen. Het zal ertoe leiden dat melders worden beschermd en misstanden worden onderzocht. Klokkenluiders hoeven niet meer naar de rechter of naar de media.
Bij de jaarlijkse uitreiking van Koninklijke onderscheidingen kreeg dit jaar ook Gerrit de Wit, de voorzitter van de Expertgroep klokkenluiders, een lintje. Daarmee kregen op symbolische wijze alle klokkenluiders Koninklijke erkenning. Daarmee is na ruim anderhalve eeuw ook Koninklijke erkenning voor Multatuli een feit. Ik dacht: hadden we toen maar een Huis voor klokkenluiders gehad, dan was veel onrecht voorkomen. Maar dan was Douwes Dekker misschien nooit gaan schrijven. En hadden we nooit een Multatuli, nooit een Max Havelaar gehad. Ik had hem graag een gemakkelijker leven gegund. Maar al zijn boeken toch ook niet willen missen.
Deze bijdrage hield Ronald van Raak op zaterdag 7 november 2015 tijdens het symposium ‘Klokkenluider of querulant? Multatuli en andere klokkenluiders’, georganiseerd door het Multatuli Genootschap, in De Balie in Amsterdam.