Als ik mij hier hardop af zou vragen of de aarde wel rond is, haalt u waarschijnlijk meewarig de schouders op, om door te klikken naar wat anders. Al beweer ik glashard dat de aarde plat is, het zal u worst wezen. Maar hardop afvragen hoe zeker de wetenschap is over het klimaat maakt andere krachten los. De ene zekerheid is de andere nog niet.
Mijn column van vorige week zorgt er al een week voor dat mijn twitter-tijdlijn vol stroomt met statistieken, grafieken en een hoop emotie. Een deel is vast goed bedoeld, maar de boosheid en verontwaardiging verraden dat er meer aan de hand is.
Aanleiding voor de column was de documentaire van Marijn Poels over klimaatverandering. Mijn stukje ging niet over klimaatverandering, maar over het verzet van dissidenten tegen de grootst denkbare consensus. En dat het zonde is om afvallige opvattingen te negeren. In algemene zin, maar ook wat betreft het klimaat zolang toekomst voorspellen een klus vol onzekerheden is.
De klimaatconsensus is dat ongeveer 97 procent van de wetenschap het er over eens is, dat de mens in gevaarlijke mate bijdraagt aan de opwarming van de aarde. Het verbranden van kolen, olie en gas lijkt een goede verklaring voor de snelle toename van de concentratie CO2 in de atmosfeer. Samen met het broeikaseffect van CO2 en de gemiddelde temperatuurstijging op aarde komen we wel zo’n beetje bij onszelf uit.
Verder is er nog een aantal andere redenen, om het gebruik van fossiele brandstoffen af te bouwen. Vervuiling en de afhankelijkheid van landen als Rusland en Saudi-Arabië zijn daarvan wat mij betreft niet de minst belangrijke.
Maar een column of een gesprek over het klimaat zonder bovenstaande disclaimer raakt een open zenuw. Bij gebrek aan expertise had ik dit terrein überhaupt niet mogen betreden. Het voor mogelijk houden dat zelfs de grootste consensus kan worden ingehaald door nieuwe feiten, was een aanslag op de waarheid en een vorm van goedkoop scoren.
Maar het kan altijd schrijnender. Zonder dat ik hem ergens genoemd heb, voelde datajournalist Stephan Okhuijsen zich persoonlijk aangesproken, weggezet, in een hoek geplaatst. Hij kookte over en wilde het liefst gaan schelden, vloeken en tieren. Volgens Okhuijsen is het bewijs voor de consensus nou eenmaal verpletterend, maar blijft er alle ruimte voor dissidente geluiden. Zijn woede staat daarbij geenszins in de weg.
Het meest inhoudelijke betoog kwam van atmosferisch wetenschapper Bart Verheggen. Waarvoor dank. Maar ik had het over iets anders.
Over de consensus als waarheid zonder twijfel. Onwrikbaar. Dwingend. Terwijl de wetenschap niet zonder twijfel kán. Juist als iedereen het met elkaar eens is, verdienen eigenwijze twijfelaars extra aandacht.
De vruchten van zo’n houding plukte het VN-klimaatpanel zelf in 2007 en de jaren daarna, toen bleek dat het rapport van het panel – samen met Al Gore weliswaar winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede – toch ernstige wetenschappelijke blunders bleek te bevatten.
Terug naar de emoties. De vraag blijft waarom mensen – wiens klimaatvisie zó breed gedragen wordt – zich zo op de kast laten jagen door een kleine recalcitrante minderheid?
In een langer gesprek met iemand die zich ook boos had gemaakt, viel het kwartje. Vraagtekens zetten bij de mens als climate changer kunnen gebruikt worden als excuus om niet in actie te komen. De Amerikaanse president Trump beroept zich op die twijfel, om met de CO2-reductie een paar versnellingen terug te schakelen.
“Laten we vooral niet wachten op die drie procent. Het verduurzamen moet op volle kracht door. Twijfel kunnen we missen als kiespijn. Laten we redden wat er nog te redden valt”, aldus het gedreven betoog van mijn gesprekspartner.
Klimaatverandering is niet het exclusieve terrein van wetenschappers, maar ook dat van politiek en geld. Dat is de reden dat twijfel aan de klimaatconsensus tot zoveel meer beroering leidt, dan de bewering dat de aarde plat zou zijn.
Het zijn juist politieke en financiële consequenties die een brede wetenschappelijke consensus kunnen vervuilen. Klimaatwetenschap is daarvan niet automatisch uitgesloten. Alleen al om die reden zouden we dat kleine groepje recalcitrante geleerden moeten koesteren.