Maandag kreeg ik twee journalisten op bezoek van The New York Times, die mij wilden spreken over de buitenlandse bemoeienis met onze verkiezingen. In dit geval van extreem-rechtse organisaties in de Verenigde Staten die Geert Wilders hebben gesponsord. Ik ben tegen alle betalingen aan politieke partijen vanuit het buitenland, want onze politici moeten onafhankelijk zijn. Om dezelfde reden ben ik ook tegen sponsoring van politieke partijen door bedrijven in ons eigen land. De Amerikaanse journalisten kenden het Nederlandse systeem van subsidies aan partijen, maar ze vroegen ook naar de afdracht die geldt in de SP. Ik vertelde dat onze Kamerleden meer dan de helft van hun vergoedingen afdragen, maar toch nog een heel fatsoenlijk inkomen overhouden. Dat we dit geld investeren in onze partij, die daarmee de eigen broek kan ophouden en niet afhankelijk is van sponsoring. Op het gezicht van beide Amerikanen verscheen een glimlach. Ze vonden het denk ik een charmant, maar toch ook wat exotisch idee.
De SP is bepaald niet de enige partij met een afdracht, ook GroenLinks, ChristenUnie, Partij voor de Dieren en zelfs PvdA en CDA hebben zo’n regeling, alleen is die veel lager (enkele procenten). Bij ons is de afdracht meer dan de helft. Dat geld investeren we in de scholing van leden en de ondersteuning van afdelingen. We organiseren grote politieke manifestaties, maar hebben ook overal lokale hulpdiensten. Daar kunnen mensen terecht voor hulp en advies, op het moment dat ze het slachtoffer worden van rare regels of verstrikt raken in de bureaucratie. De afdracht is niet alleen een financiële, maar zeker ook een politieke keuze. De SP heeft duizenden leden die zich vrijwillig inzetten voor precies dezelfde idealen, maar dan zonder enige vergoeding. Dan moet je als partij geen kaste hebben van politici met topinkomens. De afdracht maakt Kamerleden niet ‘afhankelijk’ van de partij, zoals critici soms zeggen. Als ik om wat voor reden ook problemen zou krijgen met mijn partij kan ik de afdracht ook direct weer stopzetten.
Een argument om politici veel geld te geven, is dat ze daarna minder gevoelig zouden zijn voor corruptie. Dat is niet het geval: de VVD, die tegen de afdracht is, is uitgeroepen tot de politieke partij met de meeste problemen met integriteit. Een ander argument is dat je voor een lager inkomen geen goede mensen zou kunnen vinden. Ik durf echter wel te beweren dat de Kamerleden van de SP zeker niet onderdoen voor die van andere partijen. Wel hebben wij veel vaker kritiek op gegraai aan de top. Dat leidt niet zelden tot confrontaties met andere politici en zelfs tot ruzies met de media. Maar het heeft ook geleid tot succes. Op ons initiatief krijgen mensen die werken in de (semi-)publieke sector voortaan niet meer dan een minister en is er ook een maximum gesteld aan de inhuur van dure externe consultants bij de ministeries (‘Roemer-norm’). SP’ers zijn ook vrijer om mensen met een topinkomen aan te spreken, omdat we zelf geen topinkomen hebben. Ze kunnen van mij zeggen wat ze willen, maar niet dat ik een graaier ben.