In sfeervolle maffiafilms vinden we het mooi: alle inwoners van de in sepiatinten gefilmde New Yorkse achterbuurt weten van de hoed en de rand als het gaat om het lokale geboefte. Maar iedereen houdt zijn mond stijf dicht tegen de politie, de pers en buitenstaanders. Soms omdat de schurk een Robin Hood is, zoals Vito Corleone die in Godfather II de brute afperser Don Fanucci van de troon stoot. Soms ook omdat ze bang zijn; in A Bronx Tale kan boss Sonny LoSpecchio op klaarlichte dag een moord plegen in een drukke straat. Zodra de politie arriveert is iedereens naam Haas.
In Molenbeek huisde een kwaad waarbij Don Fanucci afsteekt als een charmante kruimeldief en Sonny LoSpeccio als een gewetensvol modelburger. Veel mensen wisten dat het kwaad in hun midden verkeerde. Enkelen hebben hem geholpen, verborgen, gevoed en gehuisvest. Hij moet gezien zijn, hij is opgemerkt. Vreesden de Molenbekers voor hun leven, als zij de autoriteiten zouden inlichten over het kwaad in hun buurt? Profiteerde de massamoordenaar van het Sonny-effect?
Als we de berichten lezen over de gespannen sfeer en de rellen na de arrestatie van allahs huurling, valt dat te betwijfelen. Het lijkt er sterk op dat het kwaad in Brussel profiteerde van de Vito Corleone-bonus. De buurt zweeg, omdat je sowieso niet met buitenstaanders, laat staan met de autoriteiten praat, maar ook omdat deze giftige figuur in hun ogen meer Vito Corleone is dan Don Fanucci, meer eigen dan vreemd, meer wij dan zij.
De directe helpers van de mohammedaanse verderfzaaier zullen vervolgd worden. Tegen de ten diepste verankerde mentaliteit van Molenbeek en andere Europese stadswijken is geen kruid gewassen. Het is een mentaliteit waarin iemand na een massamoord nog gewoon ‘wij’ is, en waarin ‘zij’ altijd de vijand zijn. In de geïslamiseerde wijken van Europa zijn terroristen veilig. Daarbuiten is niemand dat.