Deze maand werd bekend dat Nederlandse managers te weinig aandacht besteden aan het aanjagen van productiviteit. Het onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen in samenwerking met de Rabobank toont aan dat het Nederlands management goed is, maar “niet top”. Cryptisch genoeg is het onderzoek naar de kwaliteit van het management losgezongen van personen. “Het ging over het management – de organisatie dus – en niet over personen, de topmanagers zelf.”, aldus het rapport.
Onderzoeker Garretsen en zijn collega’s willen nog wel een nadere studie maken naar de invloed van de managers zelf: ‘Heeft een topman of topvrouw echt invloed op de bedrijfsprestaties?´, zo vragen zij zich af.
Het lijkt mij evident dat managers invloed hebben op de kwaliteit van het management, en daarmee op de organisatie.
Maar in de onderzoeksmethodologie staat dat het onderzoek zich richt op “de managementwerkwijze binnen bedrijven, los van specifieke individuen”. Daargelaten de vraag of individuen niet specifiek kunnen zijn (bestaan er typische, karakteristieke, of representatieve individuen?), vraag ik mij af of de kwaliteit van managementpraktijken onderzocht kan worden zonder van de werkwijze van de managers zelf in ogenschouw te nemen. Gaat het er niet juist om hoe managers managen?
Managen kan je leren: personeelsmanagement, operationeel management, financieel management, logistiek management, procesmanagement, noem maar op. Er is een industrie van business schools die zich daar over buigt. Maar de huidige managementstijl is veelal gericht op het aanscherpen van processen, op kostenbesparingen, reorganisaties, belastingoptimalisatie en juridische bedrijfsconstructies. Dat leidt bij een redelijk- of goedlopend bedrijf vooral tot onrust en ongenoegen.
Wat een goed-opgeleide manager nodig heeft om te kunnen uitblinken is tijd en ruimte om binnen het bedrijf aardig te zijn, mensen te betrekken, te leren kennen, collega´s te kunnen helpen of met hen te lachen en open overleg te hebben. Dit leert men helaas niet op de business school en is niet in het onderzoek meegenomen omdat de kwaliteit van het management in Nederland losgezongen is van de kwaliteiten van managers.
En dat terwijl de productiviteit stijgt wanneer de juiste personen echt op de, voor hen (en dus niet voor het bedrijf!), juiste plekken werkzaam zijn. Waar ze zich goed voelen en hun kracht en energie kunnen inzetten voor het bedrijf. Waar zij het beste uit henzelf halen zodat zij zich kunnen ontwikkelen en tegelijkertijd inzien waar zij een werkelijk en passend aandeel kunnen leveren aan de lange termijn doelstellingen van het bedrijf. Dat is efficiënt, en daarnaast ook nog eens plezierig voor werkgever en werknemer.
Het is een goed idee dat de onderzoekers in hun vervolgonderzoek gaan meten in hoeverre het opereren van topmanagers impact heeft op de productiviteit van de medewerkers. De vraag is hoe zij kwaliteit van topmanagers gaan omschrijven. Wat maakt een goede manager? Hier alvast enkele suggesties: medewerkers kunnen coachen, het beste uit hen halen zonder schade aan te richten, en de grootst mogelijke mate van vrijheid van bewegen toelaten. Vertrouwen geven en vertrouwen ontvangen.
Kwaliteit van management is afhankelijk van kwaliteit van managers. Dat kan je niet los van elkaar onderzoeken.