Eigenlijk heb ik niet zoveel problemen met de manier waarop Hans de Boer mensen in de bijstand in de hoek zet. Laten we wel wezen: zo denken ze, de oude krentenbroodjongens die hier in Nederland het bedrijfsleven bestieren, en zo denken de lobbyisten die ze inhuren om hun belangen te behartigen. Succes is een keuze, en bijstand is voor luie labbekakken, die je net zo lang moet afknijpen tot ze * poef * als vanzelf gaan werken. Zo deden onze CEO’s dat immers zelf ook, toen ze nog een alleenstaande bijstandsmoeder waren. Gewoon een beetje bikkelen, en voor je het weet ben je miljonair, toch?
Het is goed om de zaken een beetje helder te hebben, en verdomd handig om te weten waar onze werkgevers voor staan, en wat ze zoal ter tafel zullen brengen als ze stiekem konkelen in de achterkamertjes met onze ministers. Het is treurig dat ze zo verstikt zijn door hun dikdoenerige belangen dat ze vergeten lijken hoe geprivilegieerd ze eigenlijk zijn, in hun board rooms, en met hun schaamteloze, ‘marktconforme’ graaisalaris, en dat hun leven – ja óók het hunne – er net zo goed, en buiten hun schuld, heel anders uit had kunnen zien. Een klein beetje meer nederigheid had geen kwaad gekund, zou je zeggen. Maar ja, zo is het nu eenmaal. Dit is onze elite, en daar zullen we het mee moeten doen.
De Boer speelt zijn rol als strengrechtse bad guy natuurlijk met evenveel verve als zijn voorganger Wientjes dat deed, maar hijzelf is niet het probleem. Het probleem is dat we in Nederland de top van ons bedrijfsleven een beetje te serieus nemen. Let wel: De Boer en co zitten voortdurend aan tafel met onze regering. VNO-NCW vormt samen met MKB-Nederland een derde van de SER, is aardig geïnfiltreerd in de Eerste Kamer en is, bijvoorbeeld, partij bij het opstellen van de nationale wetenschapsagenda. Waarom geven we in Nederland eigenlijk zoveel invloed aan een belangenorganisatie die gedomineerd wordt door de belangen van zo weinigen? En waarom wordt die invloed, als het gaat om onze vakbonden, voortdurend en door iedereen betwist, maar accepteren we het klakkeloos als het gaat om Hans de Boer en zijn maten?
Natuurlijk, de Minister van Sociale Zaken nam in krachtige termen afstand van de uitlatingen van De Boer, en zelfs onze premier – in 2010 zelf nog in opspraak over vergelijkbare uitspraken – wist niet hoe snel hij de lobbyist moest berispen. Het zal wel. De vraag is of het niet beter is om, anno 2015, de machten een beetje verder te scheiden, en ons stelsel niet zo kwetsbaar te maken voor economisch krachtige, maar sociaal toch best wel marginale belangengroepen als werkgeversorganisaties. Of dat het niet sowieso tijd is om, als we bij voortduring vragen stellen over vakbonden en hun acties, de machtspositie van VNO-NCW ook eens wat minder vanzelfsprekend te nemen.
In dat opzicht zijn die uitspraken van Hans de Boer zo gek nog niet. Je zou haast zeggen: laat hem vaker interviews geven, zodat we allemaal weten dat ’s lands grootste werkgeversorganisatie geen ‘sociale partner’ is maar een elitaire, rechtse lobbykliek die slechts het eigen belang dient. En laten we vervolgens vragen stellen, en blijven stellen, over de legitimiteit van een invloedrijke organisatie als VNO-NCW in een parlementaire democratie.