Niemand naar Frankrijk zonder de verplichte, zelf ingekochte ‘ethylotest’. Het gezag kan je daar ieder moment staande houden om je te laten blazen. Wijn hoort daar al een tijdje niet meer bij de ‘eerste levensbehoeften’. Waar eigenlijk nog wel? Ligt eraan met welk land je te maken hebt. Eeuwenlang is wijn in Frankrijk geweest wat koffie voor ons is. Zonder het betere ‘bakkie’ zijn de meeste polderlanders niet vooruit te branden. Hetzelfde plaatje bij Fransen die te lang ‘wijndroog’ hebben gestaan. Wie kent niet de verhalen van eigenzinnige Franken die in ons land de wijnloze lunch als de ergste bedreiging van hun Bourgondische bestaan zagen en daarom een detachering in polderland afwezen? Maar de generatiewisseling heeft intussen het beeld gewijzigd.
De Franse regering is wijn als volksvijand gaan zien. De wijnpolitie is nog steeds overal. Drie glazen bij de lunch? Hup de cel in. Reclame voor een Bordeaux? Meteen een boete. Zelfs de vertrokken president had liever een coke dan een glas wijn, al namen zijn gasten aan het banket hem dat zelden in dank af. Zo is het Franse volk stelselmatig ontnuchterd. Dat is aan de jaarlijkse consumptiecijfers af te lezen. Geen wonder dat de Verenigde Franse Wijnmagnaten het met die miljoenen flessen over de grens zoeken, al worden de eenvoudigen van wijngeest ook daar prijswijzer. Kortom: wij drinken steeds meer wijn en (vooral in de graaierige horeca met 4 euro voor een cappuccino) iets minder koffie. En bij die Fransen, die trouwens belazerd koffie zetten, is het al andersom.
Italianen zijn in essentie nog meer aan wijn verknocht dan de Fransen ooit waren. Wijn is daar wat de Fransen achter de accolade ‘art de vivre’ zouden rangschikken. We zien wel verbruiksmutaties. Maar die hebben eerder met een andere ‘hand op de knip’-keuze te maken dan met minder wijndrinken. En het opmerkelijke in dat wijnland is dat de koffiecultuur zich daarnaast onaangetast handhaaft. Eenzelfde patroon zien we in Spanje. Daar stijgt de wijnexport, begunstigd door lage prijzen, nog steeds. Maar niet omdat de Spanjolen zelf minder wijndrinken.
Kunnen wij straks nog wel onbedreigd en niet onmatig geprijsd een glas wijn blijven drinken? Hangt ervan af.
Vraag 1: Ziet de wijnlobby kans om de anti-alcoholisten onder de duim te houden?
Vraag 2: Welke eventuele voordelen gaan wij door de klimaatwisseling tegemoet?
Vraag 3: Hoelang blijven we nog met accijnzen rommelen om financiële gaten te dichten?
Betere tijden
Het wijngaardeniers-gilde droomt behalve van gouden plakken ook al van gouden tijden. Stijgt de temperatuur en neemt de bevolking (zoals voorzien) geleidelijk af dan kunnen er hele dorpen en wijken worden gesloopt. Dan kan er meer agrarisch groen komen. Stadsboerderijen en wijngaarden beplant met kansrijke druivelaars. Maar niet alleen op vrijkomende plaatsen in en rondom woongebieden. Ook in het maagdelijke groene hart, de rest van de Achterhoek, het Groningse aardappelland, de Brabantse Peel en op de Veluwe. In plaats van die armzalige 200 hectare wijngaard hebben we er dan rond 2075 zo’n 20.000. En we ‘wijnboeren’ intussen zo bekwaam dat de bedrijfstak het troetelkind wordt van het inheemse bankwezen. Er hoeft maar een wijnboer het voornemen te maken een eigen gedoe te beginnen, of de geldverstrekkers mailen de man plat. De Unie van Bonuslijers koopt met hoogst geavanceerde apps iedere nieuwe jaargang in recordtijd op. Om die met vette winsten af te zetten in smachtende landen die Lafite al lang zijn vergeten. Er zijn ook interessante perspectieven voor de werkgelegenheid. Bij een jaarproductie van 125 miljoen flessen komen er om en nabij de 50.000 banen bij. En Wageningen en Maastricht openen een faculteit die opleidt tot meester-wijnmagnaat (MWM). Het lukt de wijnsector voldoende personeel aan te trekken door zwartwerkers te witten en gekorte pensionado’s uit te betalen in wijngaardaandelen.
Valkracht
En zo werden we weer een schuldenvrije, bloeiende natie, waarop Brussel noch andere internationale toezichthouders zich enige kritiek durfden te permitteren. We hanteerden de promillegrens soepel en praatten het volk niet langer aan dat het zich met een halve fles wijn (3 glazen per dag) aan ‘zelf-eliminatie’ zou blootstellen. En het consumerende volk, dat de vastgeroeste koffiecultuur deels had ingeruild voor nederbubbels bij het ontbijt, trok zich alleen nog iets aan van geloofwaardige wijncritici en bekroonde wijncolumnisten. Lieden die zich niet gratis door het wijnleven logen en evenmin te herkennen waren aan commerciële littekens op hun ziel, waaraan cosmetisch niets meer te verhelpen viel. De rest werd op valkracht uitgeschakeld. Vooral degenen die hun sterkste talent als meeloper hadden ontwikkeld. Daardoor konden de polderlandse wijnboeren vrijelijk hun gang gaan, in plaats van goeroe-vriendelijke wijnen te maken , die meer ‘begrepen’ dan gedronken zouden moeten worden.
En zo kon het gebeuren dat onze wijnboeren tot in lengte van jaren alle eremetaal uit Londen en Parijs mee naar huis namen. Nederland wijnland nummer 1 in Europa. ‘ Zou zomaar kunnen’, zegt het leger van napraters bij de koffie-automaat.
Dus, wijngildebroeders, de toekomst lonkt…
John Bindels, auteur van het satirische boek Wijn met prik, werd in 2010 winnaar van de oeuvreprijs wijnjournalistiek, toegekend door de Wine and Food Association. Hij staat bekend om zijn kruistocht tegen reclamevervuiling in de journalistiek, tegen verhuftering van het taalgebruik en tegen wijntjespluggers die zich voor ’columnist’ uitgeven. Zijn collega Cuno van ’t Hoff noemde hem eerder: ‘Verreweg de scherpste wijncolumnist van ons land’. Wijnauteur Christian Callec kwalificeerde Johns columns als volgt: ‘Prachtige taal. Literatuur’.