’En wat is er mis met Colijn?’, zei Lex Hoogduin vrijdagavond in de studio van WNL met een zelfverzekerd lachje. De microfoon was even uit tijdens een vrijdagavonddebat op Radio 1 over hoe we de economie moeten redden. Lex Hoogduin, ooit bijna de baas van De Nederlandsche Bank, publiceerde een provocatief stuk in Het Financieele Dagblad waarin hij de Hollandsche politici met veel dédain wegzette als laffe polderaars. Zijn oplossing: minder overheidsingrijpen, lagere belastingen en vooral minder slap partijpolitiek geruzie.
Uit zijn stuk dampte een reactionair verlangen naar de tijd dat liberalen liberalen zijn, socialisten rode rakkers en meneer pastoor op bezoek gaat om te vragen waar de kinderen blijven. Naar een tijd dat het volk zijn snavel hield en politici rationeel handelende wezens waren.
Lex Hoogduin is een vertegenwoordiger van het salon-populisme, een vileine maar zeer rake term die NRC’s Pieter van Os afgelopen najaar lanceerde en door Wouter Bos werd ‘gebruikt’ om Hoogduin – nogal slapjes trouwens – van repliek te dienen.
Net als Wilders schiet Hoogduin op de politieke elite, maar niet met de volkse argumenten dat ze ons bestelen en belazeren, maar met het argument dat Ze niet geschikt zijn om Grote Beslissingen te nemen.
Het zijn doodvermoeiende analyses die in wezen voortkomen uit een diep gewortelde vorm van intellectueel provincialisme. Hoogduin is een intelligente man, maar ook een totaal ouderwets figuur, de Archie Bunker onder het economengilde.
Hij meent dat de uitgaven elk jaar met 1 % minder moeten. Dat is 6 miljard per jaar! Dat klinkt stoer, maar is net zo onrealistisch als aankondigen dat Nederland Wereldkampioen wordt in Brazilië. En dat wéét hij zelf ook.
Ooit stelde minister Duisenberg voor om de uitgaven elk jaar met slechts 1% te verhogen. Dat was de wensdroom van een socialistische schatkistbewaarder in 1975. Dat was toen een teken van fiscaal conservatisme. Hoogduin werd later adviseur van Duisenberg toen deze werkzaam was als president van de Europese Centrale Bank. Even voor de duidelijkheid: de overheidsfinanciën zijn sinds 1975 natuurlijk niet gedaald en toch zijn we allemaal rijker.
Hoogduin’s obsessie met het begrotingstekort is een vorm van parmantige kruideniersmentaliteit. Een overheid is geen huishoudboekje met een in- en uitbalans. Het Nederlandse begrotingstekort is een bootje dat meebeweegt op internationale conjuncturele eb en vloed golven waar we nauwelijks invloed op hebben. Te denken dat je vanuit het Torentje de cijfers kan veranderen getuigt van hoogmoed en hautain studeerkamer-gedrag.
Hoogduin’s provocaties zijn nuttig, maar zullen niet veel bijdragen aan de oplossingen van de crisis. Op vrijdagavond bij WNL stelde Hoogduin voor om de Groningse aluminiumfabriek in Aldel zonder pardon af te zinken. Leve de creatieve destructie kirde hij de Oostenrijkse econoom Schumpeter na. ’Waar zijn de nieuwe Google’s?’, klaagde hij. ’In Amerika doen ze dat toch echt anders’, provoceerde hij.
Mwoa. Als er érgens slimme staatssteun wordt uitgedeeld is het in God’s Own Country. Daar werd de auto-industrie gered met miljarden van de overheid, en zie wat er gebeurt. Detroit bloeit weer als gevolg van de stimuleringspakketten.
Deze oude industrie – die zonder geldinjectie zeker ten onder was gegaan – groeit zelfs zó hard dat de Amerikaanse Henry Fords een deel van de fabrieken terughalen naar het thuisland, omdat de loonkosten in de opkomende markten te hard stijgen. Tegelijkertijd neemt de binnenlandse vraag toe als gevolg van stijgende salarissen en exploderen de verkopen naar de opkomende landen, vooral naar China, waar de boom naar luxe-auto’s nog moet starten.
Amerikaanse kapitalisten zijn een stuk pragmatischer dan de ideologische scherpslijpertjes in Europa. De Republikeinse president Nixon gaf in de jaren zeventig al toe dat we ’allemaal Keynesianen’ zijn. Ondertussen grijpt Hoogduin met zijn Stunde Null mentaliteit terug naar de pre-historie van de economische politiek.
Soms is het beter om een probleem niet vanuit een dichtgetikt economische wereldbeeld te benaderen, maar een probleem in historisch perpectief te plaatsen en soms een beetje geduld te betrachten. Nederland heeft ten opzichte van concurrerende economische reuzen nog steeds een relatief lage schuld.
De fabriek in Aldel, die Hoogduin meteen dicht wil smijten, omdat hij niet rendabel is, heeft met een paar simpele ingrepen een kans om te overleven. Een van de redenen voor de ondergang is ronduit tragikomisch te noemen.
Het gas dat naar de Aldel vloeit en op enkele kilometers uit de grond wordt gejakninkt is tientallen procenten duurder dan de prijs voor het gas in Duitsland, op nog geen dertig kilometer. In 1966 was de belofte nog dat Aldel kon profiteren van het vers gewonnen goedkope Groningse aardgas.
Gelukkig zijn er in Den Haag pragmatische politici die deze pijn wél begrijpen.