In de huidige eurocrisis waarbij iedereen schijnbaar nog de ruimte heeft, en neemt, om zelf de omvang van het aanstaande onheil te bepalen, ben ik een nauwgezet volger van ‘s lands economen (hoe ernstig is ‘t nou wérkelijk?), die in wisselende formaties mogen opdraven bij allerhande praat- en actualiteitenprogramma’s. Terugkerend patroon in de aankondiging van deze economen is dat de dienstdoende presentator zich bij voorbaat al dociel opstelt, spreekt over “licht in de duisternis” of “einde van de tunnel” en vervolgens de aanwezige econoom naar voren schuift als degene die dat fel begeerde licht dan wel einde voor ons gaat aanwijzen.
De subtekst hiervan luidt dat er een gesprek tussen ongelijken zal plaatsvinden: een presentator die het economische spel amper begrijpt, maar, als het goed is, zijn boerenverstand blijft gebruiken, versus ‘de deskundige’ die het allemaal wél doorheeft en met zinnige gedachten gaat komen over een uitweg in de crisis. Wat zo opvalt is dat de presentatoren annex journalisten – bij wie je een zekere sikkeneurigheid zou mogen verwachten over hun eigen onkunde en beperkte begrip – telkens opnieuw blijmoedig de zoveelste econoom op een sokkel plaatsen en, op die manier, telkens nieuwe voeding geven aan de gedachte dat zo’n econoom, over de hoofden van ons, stervelingen, heen, met het ei van Columbus op de proppen zal komen. Ach ja, ook als journalist moet je je eigen fabriekje steeds openlijker, steeds schaamtelozer zien te verkopen.
Slaafs vertrouwen
Laat ik twee grappige economengevalletjes bespreken die recentelijk in het gereputeerde praatprogramma Buitenhof voorbij kwamen. Een paar weken terug werd daar meneer Lex Hoogduin, inmiddels hoogleraar aan de VU, met trompetgeschal aangekondigd als de even briljante als gedoodverfde opvolger van Nout Wellink, die om verdachte (want politieke) redenen uiteindelijk gepasseerd werd voor de zowat heilige functie van president van de DNB. We moesten, als kijker, beseffen dat we hier met een financieel genie achter de schermen van doen hadden, wiens jarenlange ervaring in de cruciale bancaire gremia garant stond voor een gezaghebbende visie. Oké.
En wat was die gezaghebbende visie dan? Die visie hield in dat het Europees Noodfonds, aldus Hoogduin, minstens ‘verdubbeld’ moest worden. Ik dacht even dat hij van casinospelen hield en aldaar inspiratie had opgedaan bij de zogenaamde ‘winstverdubbelaar’, maar nee: Hoogduin stelde gewoon voor dat de 27 Europese landen er op zo kort mogelijke termijn honderden miljarden bij zouden plempen om verdere speculatie tegen de euro op de internationale markten te voorkomen. Niet alleen zag ik in deze oplossing niets geleerds of gezaghebbends (tenzij je in de goochelbusiness zit en Hans Klok heet), het gemak waarmee de interviewer deze ‘visie’ omarmde (zonder te vragen waar die bij te storten honderden miljarden dan vandaan moesten komen) getuigde van een slaafs vertrouwen in academische titels, voorname baantjes en gewichtigdoenerij.
Extra wrang: algauw bleek in het gesprek dat Hoogduin zichzelf als medearchitect van het wankele europroject beschouwde en dat iets anders dan tegen de klippen op voor die munt te gaan staan (en zijn eigen lievelingsproject overeind te houden) domweg niet in zijn beleving voorkwam. Wat als objectief verstandig werd gepresenteerd, was, kortom, een strikt ideologische en persoonlijke keuze! ‘Niemand mag op mijn zelfgebakken taart pissen!’
Schoenzolen likken
Gisteren werd het in Buitenhof zo mogelijk nóg leuker. In de kennelijke drang nóg weer gezaghebbender te willen zijn, greep men naar een oud-president van het IMF uit de jaren ’70, om precies te zijn: de heer Witteveen. Ook deze heer op leeftijd werd weer met alle egards ontvangen en even dacht ik dat Pieter-Jan Hagens zijn schoenzolen zou gaan likken om te proeven hoe het parket bij het IMF smaakte, alwaar de heer Witteveen, nog maar even geleden, door mevrouw Lagarde ‘herself’ (!) persoonlijk was ontvangen. Het leek wel of Hagens Mick Jagger over de vloer had, Paul McCartney, de mythische Leonard Cohen of een ander popidool.
De idolatrie was weer even totaal als maagzuur verhogend. Er werden buitenlandse kranten getoond waaruit moest blijken dat de heer Witteveen’s ‘plan’ voor een weg uit de wereldcrisis niet alleen voorname voorpagina’s had gehaald, maar ook door ‘financieel deskundigen’ (kennelijk zijn er mensen die bij zo’n kwalificatie nog niet acuut in de lach schieten) wereldwijs serieus werd genomen. Oké, dacht ik weer. Kom op met dat plan, hooggeëerde heer Witteveen! Wat bleek? Deze meneer was op het lumineuze idee gekomen om geld van ‘sterke landen’ (China, India, Rusland, Brazilië), via het IMF, over te gaan hevelen naar ‘zwakke landen’, waaronder enkelen in Europa.
Het ‘plan’ leek me eerder afkomstig uit een kleuterklas waar je met schep en zand twee vrachtjes op een wip in evenwicht probeert te krijgen dan uit het geleerde brein van een wereldwijd gerespecteerde econoom. En, opnieuw: geen enkele kritiek! Niet even de vraag of Witteveen Poetin al had gepolst voor wat gulle giften richting New York. Nee, voor dat soort kinderachtige gedachten vond men Witteveen bij Buitenhof ongetwijfeld té grijs, té eminent, té Nobelprijswaardig. En zijn plan zo heerlijk afgerond en altruïstisch. En ook hier weer: egogerelateerde vooringenomenheid. Wat dacht je dat die Witteveen met zijn ‘plan’ anders deed dan zijn geliefde ex-werkgever, het IMF, als mogelijk draaipunt van de economische malaise kietelen? Alsmede zijn opvolgster, mevrouw Christine Lagarde? “Red ons, o schone Christine! De wereld moet in uw handen komen te liggen!”
Echte muzikanten
Conclusie? Nodig een econoom uit en hij komt steevast melden dat zijn eigen muziek het beste klinkt. En dat hij, daartoe uitgenodigd door weer een praatprogramma, best nog een keer zijn favoriete liedjes ten gehore wil brengen. Prima. Maar als we dan tóch op dat niveau bezig zijn, hoor ik liever échte muzikanten als Jagger, Cohen en McCartney.
Hans van Willigenburg (1963) is schrijver, dichter en journalist. Hij wil maar niet geloven dat hij geen verstand heeft van economie, maar misschien dat bijgaand stuk dit zelfverheerlijkende fabeltje voorgoed doorprikt.