‘Vanaf eind dit jaar geen ‘jongen’ of ‘meisje’ meer bij Hema’, schreef de NOS vanochtend over het bericht dat de Hema voortaan geen genderspecifieke kleding meer gaat verkopen. Een tien-jarig meisje had de Hema geschreven dat ze geen ‘onderbroeken met hartjes erop’ wilde, maar iets ‘stoerders’. In een langer stuk hierover stond: ‘Wie kleren koopt voor zijn dochter zou de indruk kunnen krijgen dat er een samenzwering gaande is in de kledingindustrie: jongens worden naar Mars gestuurd, meisjes naar nergens.’ Vraag is natuurlijk waarom ik vroeger zulke brieven niet schreef. Naast het voor de hand liggende antwoord – de maatschappij was nog geen psychiatrische kliniek – wilde ik dus letterlijk naar Mars, droeg ik als kleuter een Superman cape, later blauwe ‘Oshkosh’ tuinbroeken en mijn haren altijd kort. Daarnaast was ik voor iedereen gewoon een meisje, hield ik van poppen, sieraden en modetijdschriften. Met die combinatie van zekerheid en vrijheid ben ik een vrouw geworden.
Het idee nu, dat je niet – zoals ik – iets van jongens zou kunnen lenen (en andersom) maar dat alle kleding voor iedereen hetzelfde moet zijn, althans zo aangeboden moet worden, is niets minder dan een ontkenning van geslachten, geen vooruitgang in denken erover of een toevoeging aan iets. En dat is precies het probleem met dit soort commerciële, academische én overheidsplannen om de samenleving ‘inclusiever’, ‘diverser’ en ‘gelijker’ te maken. Je creëert uit naam van anti-discriminatie of progressie slechts het stompzinnige idee van ‘dolende genders’ (honderd variaties op two spirits, pangender, genderfluid, genderqueer) en met ideeën werkt het zo dat mensen ze gaan geloven als het maar vaak genoeg herhaald wordt.
Dan is de vraag natuurlijk, waaróm moeten we eigenlijk geslachten ontkennen en op het open veld wat er dan ontstaat door hoepeltjes springen zodat iedereen zich kan thuisvoelen in categorieën die we niet meer hebben? Waarom, als ‘man’ en ‘vrouw’ een evident biologisch, traditioneel en functioneel onderscheid betreft tussen mensen, al miljoenen jaren? Waarom kunnen we niet gewoon de opdrukken op de shirts veranderen, een roze raket naar Mars sturen? Waarom moet de hele afdeling ‘meisjes’ en ‘jongens’ opgeheven worden? Van de Hema is het denk ik gewoon stompzinnigheid – een combinatie van virtue signalling, concurrentie-paniek en millenials als werknemers. Maar dat is nog geen echte reden. Tijdgeest is de motor.
Wat meisjes van tien jaar – en daarmee bedoel ik natuurlijk hun ouders, leerkrachten en de genderlobby – bedoelen met ‘stoer’ heeft niets met ‘stoer’ te maken – er is genoeg stoers te koop. Gebruik je fantasie. Het gaat niet om het oplossen van een praktisch Eerste Wereld-probleem, maar om iets groters. Het gaat om het van alle kanten aangekondigde einde van ‘jongen’ en ‘meisje’, ‘man’ en ‘vrouw’ als biologische, maatschappelijke realiteit en het begin van ‘jongen’ en ‘meisje’ als sociaal geconstrueerde fictie die juist alle vrijheid van verschil vernietigt.
Mensen schreven me op Twitter: ‘Ja, zeg, waar gaat het over? Gooi toch die kleding op een hoop, lekker belangrijk.’En de NS dan? Met het einde van ‘Goedemorgen dames en heren’ in de trein? En de taalgids van de gemeente dan, waarin o.a. wordt geadviseerd te spreken over ‘het geslacht dat de arts bij de geboorte heeft gekozen‘ (waarbij we dan net doen alsof die arts daarbij geen enkele kennis van zeg maar álles daarover gebruikt), en het lintjes doorknippen bij gender-niemandsland wc’s? Het verkorten van wachtrijen in ziekenhuizen zodat jonge kinderen nog sneller van geslacht kunnen veranderen. Is dat ook allemaal ‘lekker belangrijk’?
Als het alleen maar ‘ophef’ is, waarom wordt er dan zoveel gemeenschapsgeld, tijd en energie besteed aan het doordrukken van een anti-traditionele agenda van Mao-istische gelijkschakeling? De onvrijwillige bijdrage die de samenleving moet leveren aan het gladstrijken van onbetwistbare sexe-verschillen, waarbij we allemaal moeten meespelen in het toneelstuk dat heet ‘Ik zie ik zie wat we allemaal zien maar niet meer zo mogen noemen‘ is een aanslag op ons gezond verstand, de wetenschap en vooral het feit dat ‘man’ en ‘vrouw’ wezenlijk onderdeel zijn van een tweeslachtige wereld. Dat is geen ‘ophef’, dat is onheil.
Het leidt tot niets goeds, want hoe stompzinnig het idee van genderneutraliteit is, blijkt vooral uit de ‘gender-paradox’ die onmiddellijk ontstaat als er juridische vraagstukken bij komen kijken. In de VS en Canada wordt momenteel een hoop tam-tam gemaakt over het ‘juridisch kiezen van een alternatief geslacht’ met alle daarbij behorende rechten. De Canadese journaliste Lauren Southern werd (voor een reportage) in één middag officieel een ‘man’, en ouders die geen geslacht voor hun kind willen omdat die dat ‘later zelf maar moet bepalen‘ krijgen geen glaasje water en een nat washandje bij het gemeentehuis maar een officieel document waarin hun wens (een kruisje) wordt opgenomen.
Een meisje uit de VS, dat zich jongen voelt (en ‘Gavin’ heet), ging naar Amerikaanse rechter omdat ze op school toegang wilde tot het jongenstoilet. Nu de paradox. Hoe kun je je identificeren met en veranderen van geslacht als ze zijn opgeheven? Uit een sterke analyse van die zaak dit citaat:
“And by declaring herself a boy, Gavin dissolves the category she claims to occupy. By denying the identity significance of her body, she has also dispensed with an anchoring referent for her claim to maleness. What, then, is that “male” identity referring to? Nothing. It is a self-referential condition of mind. As such, to apply the word “male” to a body-denying gender identity is an act of both defiance and deceit. But at this stage of its deconstruction project, transgender ideology must equivocate. It trades on the resonance of concepts it wishes to destroy.”
“While aiming to replace sex with gender identity, Gavin insists on access to the male facilities that exist only because the public acknowledges the meaningfulness of bodies that she denies have meaning.”
Gavin eist dus toegang op grond van de publieke erkenning dat er zoiets als mannen en vrouwen bestaan. Terwijl die publieke erkenning binnen de transgender ideologie nou juist wordt bestreden. Volgens de transgenderlobby zit gender in ons hoofd, en heeft het geen plek in de realiteit of aan een kledingrekje bij de Hema. Dan betekent ‘ergens in thuishoren’ ook niets meer. Vrijheid kan helaas alleen bestaan binnen bepaalde hokjes.
In alle opzichten is het opheffen van ‘meisjes’ en ‘jongens’ afdelingen in winkels en allerlei andere toneelstukjes uit piëteit met mensen die zich niet thuisvoelen in het ‘hokje’ man of vrouw uitsluitend een project van deconstructie, schrijft ook deze auteur, meer dan een wens voor gelijkheid, laat staan gelijke rechten, omdat dat de uitkomst nooit kan zijn. Wat die wel kan zijn? Een onvrije, grijze massa van onbesliste individuen in de handen van god weet wie.