Als dochter van een gastarbeider die ooit besloot zich te vestigen in een land waar hokjesdenken tot nationale sport is verheven, mag ik mij Marokkaanse-Nederlander noemen. Als er een etniciteit is die de afgelopen jaren overheerste als onderwerp van het nationale publieke debat dan is het de Marokkaanse. Niet gek, zult u denken, want Marokkaans-Nederlandse jongens zijn oververtegenwoordigd in de criminaliteitscijfers.
In Nederland zijn we kampioen benoemen. We vinden benoemen heel belangrijk, en weten niet hoe vaak we het belang ervan moeten benadrukken. Dat we daarin selectief zijn hoeft geen verassing te zijn. Dus wijzen we met ons opgeheven, superieure vingertje als het ons zo uitkomt. En met complexe problemen zoals criminaliteit onder Marokkaanse jongeren komt dat eigenlijk ook wel goed uit.
Lange tijd bagatelliseerde ik de manier waarop het debat gevoerd werd. Want ja, Marokkaans-Nederlandse jongeren zijn relatief vaak crimineel. Dat is een feit, kunnen we niet omheen. Het is een probleem, dat ook zeker aangepakt moet worden. Edoch, als ik tijdens zo’n debat probeer aan te geven dat het niet om álle Marokkanen gaat weet men niet hoe snel zich te verontschuldigen. U wilt niet weten hoe vaak ik de opmerking krijg: ‘Oh maar jij niet hoor, jij doet het hartstikke goed.’ Als ware het een compliment aan mij, de uitzondering, de frisse appel tussen de rotte appels in plaats van andersom. Alsof ik opgelucht adem mag halen, omdat ik goed bevonden ben. Ik heb mijn keuring binnen. Ik heb blijkbaar een niet-bestaand examen gehaald.
Etniciteit speelt in het publieke debat over criminele jongeren een steeds meer overheersende rol. We hebben het niet over de waarom-vraag, nog enkel over de wie-vraag. Zoals dat vaak gaat met complexe problemen – we zien het nu ook in het Eurodebat – wordt getracht van het Marokkanenprobleem een behapbaar probleem te maken. Met als kers op de taart de introductie van de term Marokkanenprobleem. Een term die in 2006 voor het eerst werd uitgesproken in de Tweede Kamer. De samenvoeging van een etniciteit en een probleem. Een term die doet vermoeden dat Marokkanen – de Marokkaanse gemeenschap, de Marokkaanse etniciteit an sich, een probleem is. Ons tot last is. Wie dat ter sprake wil brengen krijgt de stempel knuffelaar, theedrinker.
Nuanceren is vies en afstotelijk. We maken onszelf wijs dat er een taboe ligt op het benoemen van problemen binnen de Marokkaanse gemeenschap, terwijl we al sinds 2001 niet anders doen. Dat knuffelen heeft al een hele tijd geleden plaatsgemaakt voor wegduwen en naspugen.
Als u de Kameragenda raadpleegt zult u zien dat de Kamer vanavond omstreeks 21.00 uur het niet bestaande taboe zal doorbreken met een debat over ‘het Marokkanenprobleem.’ Tussen aanhalingstekens, alsof onze volksvertegenwoordigers zich ook niet helemaal raad weet over die term. Het is blijkbaar prima om een bevolkingsgroep te beschimpen in de Nationale Vergaderzaal. Dit debat vindt anderhalf uur na een VAO over Discriminatieonderwerpen. De ironie.
Marokkanenprobleem verwijst naar de volledige gemeenschap. Dit debat vanavond gaat over alle Marokkanen. Over zij die hierheen kwamen voor een betere toekomst, zij die hun kinderen hier een mooi leven gunden. Over zij die hun best doen hun kinderen op te voeden, zij die studeren, zij die hun steentje bijdragen aan de Nederlandse samenleving. Over zij die iedere dag de drang voelen zich te moeten bewijzen. Dit debat gaat over mij, over mijn moeder, over mijn vader, mijn opa. Dit debat gaat over mijn zusjes, mijn neefjes en mijn nichtjes. Dit debat gaat over mijn toekomstige kinderen, en over hun kinderen. Dit debat gaat niet meer over context, over sociaal-economische omstandigheden. Niet over de kern van het probleem.
Dit debat bestaat nog enkel uit wijzen met het vingertje, een boeman aanwijzen. Dit debat is onderdeel geworden van een politieke campagne, het is een middel om angst aan te wakkeren die gebruikt kan worden voor politiek gewin. Dit debat is erop gericht ons bang te maken, zodat wij vol angstige onderbuikgevoelens politieke keuzes maken. Dit debat is verziekt. C’est ca.
Waarom vinden we zo’n term acceptabel? Waar zijn zij die het benoemen zo belangrijk vinden? Waarom is er niemand die zegt: er is geen sprake van een Marokkanenprobleem, er is sprake van relatief veel Marokkaanse probleemjongeren.
Een groep als probleem wegzetten is niet moeilijk. Het is de core business van de partij die dit debat initieerde, de PVV. Naar oplossingen zoeken echter, is een stap verder. Een stap die nodig gezet moet worden. Laat onze Nationale Vergaderzaal vanavond dan ook in het teken staan van oplossingen zoeken, niet van wijzen. Dat gebeurt al genoeg in het publieke debat. Parlementaire vrijheid is prachtig maar kent zijn dieptepunten. Een debat over een zogenaamd Marokkanenprobleem is daar een van.
Lamyae Aharouay is freelance journalist