De Tweede Kamer heeft een nieuwe voorzitter: mevrouw Khadija Arib. Vier keer moest er worden gestemd voordat een kandidaat meer dan de helft van de leden achter zich wist te krijgen. Mevrouw Arib, las ik, was na de bekendmaking van de uitslag wat beduusd. Daar kan ik mij alles bij voorstellen.
Voor de stemming was er heel wat gebeurd. De kranten stonden er vol van. Alle vier kandidaten kregen een sneer uit de pan. Vast en zeker was die pan ijverig gevuld met hapklare brokken aangeleverd door de rondfluisterende spindoctors. Allemaal anonieme laster, roddel en achterklap, soms zelfs tegen het plegen van karaktermoord aan. Aanstichters: de fluisteraars, zij zijn het die zo het aanzien van het parlement schaden. En ten tweede: moesten de journalisten dit anonieme gefluister wel publiek maken?
Woensdag debatteerde de Tweede Kamer met de vier kandidaat-voorzitters. Dat was – ook voor de kijkers in het land – een prima, want verhelderend, debat. Mij vielen mevrouw Arib (PvdA) en de heer Bosma (PVV) het meest op. In positieve zin. Vooral ook hun humor en zelfspot. Mevrouw Arib antwoordde op een wat pesterige vraag vanuit de Kamer, of ze wel goed Engels sprak: “Ik ben geen Frans Timmermans, maar ook geen Louis van Gaal”. Touché!
Martin Bosma was de beste. Een goed verhaal, vol kwinkslagen en zelfspot. Klasse. Hij werd het niet, terwijl iedereen in de Tweede Kamer hem had leren kennen als een uitstekend ondervoorzitter. De enige reden dat hij het niet werd was omdat hij lid van de PVV is. Dat is een slecht argument.
Nu, in de nieuwe procedure die de Tweede Kamer sinds kort hanteert, het niet meer als vanzelf spreekt dat de grootste partij de voorzitter levert, zou de uitverkiezing van Bosma op grond van zijn capaciteiten passend zijn geweest. Nog afgezien van de politieke overweging, dat zoiets ook van betekenis zou kunnen zijn voor de plaats en opstelling van zijn partij in het parlement. Even doordenken.
Laatst sprak ik een goede vriend die mij zei dat ik in mijn columns wel heel vaak de lijn koos van: vroeger was alles beter. Niet aardig, maar wel waar. Daar komt ’ie: Vroeger, in mijn tijd in de Tweede Kamer, was het zo dat de grootste partij de voorzitter leverde. Dat was óf de KVP, óf de PvdA. In de Eerste Kamer kreeg de tweede partij van ons land dan daar het voorzitterschap. Geen openbare debatten tussen verschillende kandidaten. Geen transparantie. Ook geen roddel en achterklap. Ik heb toen drie voorzitters van de Tweede Kamer meegemaakt: Van Thiel, Vondeling en Dolman.
Heel verschillende mensen, heel verschillende stijlen van optreden. Alle drie uitstekende en dus gerespecteerde voorzitters. Vroeger was het dus zo slecht nog niet.