Na ongeveer dertig bladzijden van Antifragiel wordt de lezer bekropen door een merkwaardig gevoel. Wat is hier aan de hand? Wie schrijft zoiets? Is de auteur (Nassim Taleb) eigenlijk wel goed bij zijn hoofd? En dan plots valt het kwartje. Ach, dit is natuurlijk een jetlag-auteur! Hij schrijft omdat hij niet kan slapen! En Taleb is niet de enige, helaas. Wie beroemd is, mag van zijn uitgever alles publiceren wat hij (of zij) tijdens lange vliegreizen met een slaapdronken kop bij elkaar heeft geklopt. Het resultaat is gruwelijk – maar het verkoopt toch wel.
Nassim Taleb is geen onbekende jongen. Zijn vuistdikke De Zwarte Zwaan was een bestseller in managementkringen. Dat boek was een extreem lang uitgesponnen waarschuwing voor statistisch uiterst zeldzame doch ingrijpende gebeurtenissen. Daar zijn we veel te weinig op voorbereid, schreef Taleb, en dan krijg je rampen als de kredietcrisis. Een aardig conversatie-ideetje, maar Talen hoort zichzelf graag spreken, da’s duidelijk.
De Zwarte Zwaan werd dus veel te dik, rommelig, maar vooral onleesbaar omdat de auteur denkt dat-ie Jezus is. Hij weet alles, kan alles, en doet alles waar wij slecht van kunnen dromen. Heel veel geld verdienen bijvoorbeeld omdat hij zo slim is. En lunchen met héél beroemde denkers en zo. Een strontvervelend boek.
Antifragiel vertoont dezelfde zwakheden als de Zwaan, maar dan nog een graadje erger. Taleb stelt dat er op onze planeet fragiele, kwetsbare systemen bestaan, denk aan ecosystemen, maar ook systemen die gebouwd zijn om tegen een stootje kunnen. Sterker, dat zijn systemen die van (niet fatale) ongelukken en extreme stress juist sterker worden. Ze zijn het omgekeerde van fragiel: antifragiel.
Alweer een aardig doch niet origineel idee. Denk bijvoorbeeld aan onze spieren die zich, als ze goed gebruikt worden, automatisch voorbereiden op nóg grotere inspanningen. Maar in zijn boek sleept Taleb sleept er alweer alles bij dat er ook maar in de verste verte mee te maken zou kunnen hebben. Hij heeft daarbij ook nog eens de neiging om steeds weer nieuwe definities, begrippen en aforismen te verzinnen, en steeds weer nieuwe richtingen in te schieten.
Geen onderwerp is veilig voor zijn commentaar. Het thema ‘antifragiel’ raakt volkomen uit het zicht. Het boek is, kortom, een complete rotzooi. Een boek geschreven (zo lijkt het) op basis van een summier schema, dat vervolgens tijdens een lange serie oersaaie vliegreizen is opgevuld. De recensent van de New York Times ergerde zich groen en geel aan Talebs zelfverheerlijking, en merkte op dat een goede redacteur het boek nog had kunnen redden. Maar zelfs de beste redacteur had hier niks van kunnen bakken. Dit had nooit gedrukt mogen worden, laat staan vertaald en uitgegeven door Nieuwezijds. Maar ja, De Zwaan verkocht toch goed.
Taleb is, nogmaals, niet de enige ‘beroemde’ auteur die een dergelijke stroom bagger gedrukt krijgt. Minder recente voorbeelden zijn Informatie van James Gleick (een prima onderwerp om alles wat iedereen allang weet nóg een keer heel uitgebreid in willekeurige volgorde achter elkaar te plakken – twee jaar geleden verschenen bij de Bezige Bij) en Hamburgers in het paradijs van Louise Fresco. Een enorme rijstebrijberg van half verteerde feitjes en commentaartjes, zonder enige heldere samenhang, kop of staart. Ook hier ontstaat bij de lezer al snel de indruk dat de auteur zijn vrije vlieguurtjes heeft benut om steeds weer iets toe te voegen, met als resultaat een monster dat in deze vorm nooit het daglicht had mogen zien.
Een zeer recent voorbeeld van een dergelijke gigantische mislukking is Onze Toekomst van Al Gore. Dat is geen boek, dat is een tot wonderstamppot geslagen encyclopedie. Werkelijk álles komt voorbij. Op pagina 12 legt hij uit welke krachten onze toekomst bedreigen; een pagina verder vertelt Gore over Prigogine en de Chaostheorie. Sla nog een bladzijde om en u krijgt een opmerking over de antropologie van orakels (!) en nog een keer omslaan: het dualisme van Descartes.
De pagina daarna: de Holocaust, Jules Verne en Aristoteles. En zo gaat het maar door. Steeds wanneer Al Gore even tijd had, sloeg hij zijn laptop open en voegde op een willekeurige plaats weer een slimme alinea toe. Worstelend door deze oceaan van feitjes wordt de lezer duidelijk: Gore weet veel, en kan geen maat houden. En dat zou nog niet zo erg zijn, als zijn slot (er is een duidelijk slot! Hoera!) niet zo afschuwelijk was. Kort en goed: als Amerika er economisch bovenop komt, en de wereld weer domineert, kan het ook in één klap voor iedereen het klimaatprobleem oplossen (dat wil zeggen: Gore’s oplossing overal opdringen). De lezer, die zich 500 pagina’s lang als een drenkeling door een zee van feitjes heeft moeten worstelen, speurend naar een oplossing voor het klimaatprobleem, spoelt aan op een kaal stuk rots met daarop de Amerikaanse vlag.
Ze zijn te beroemd of te arrogant, deze auteurs. In ieder geval geven uitgevers ze veel te veel ruimte. En dat komt natuurlijk omdat dergelijke auteurs met hun naam en faam goed moeten maken wat al die andere auteurs, met minder bekende namen, de uitgever allemaal kosten. En dus mogen die prima donna’s doen wat ze willen. En net zo lang doorleuteren tot ze het leuteren zat zijn (of het vliegtuig is geland).
Het resultaat: vuistdikke, pretentieuze boeken die linea recta in de open haard kunnen. Terug, dames en heren uitgevers, naar de auteurs die écht iets te zeggen hebben! En die vooraf goed nadenken over hoé ze dat willen zeggen. En laat die beroemde namen maar lekker vliegen, van spreekbeurt naar spreekbeurt.
Nassim Nicholas Taleb, Antifragiel: Dingen die baat hebben bij wanorde, Uitgeverij Nieuwezijds, 29,95 euro.
Al Gore, Onze toekomst, Uitgeverij Spectrum, 29,99 euro.