Het moet in 1987 geweest zijn dat ik oud- en nieuw vierde in Hondo Valle, een Dominicaans dorp aan de grens met Haïti. Ik was daar op uitnodiging van Tony de Moya, destijds hoofd van de organisatie die in de Dominicaanse Republiek aan aidsbestrijding deed, door voorlichting en het uitdelen van gratis condooms. Tony was een collega van mij aan de Universiteit van Santo Domingo, waar hij psychologie doceerde. Hij was op zijn beurt weer uitgenodigd door een jongeman uit Hondo Valle die op zijn instituut een baantje had gekregen omdat hij campagne had gevoerd voor de winnende kandidaat voor het presidentschap, Joaquin Balaguer. Veel stelde dat baantje niet voor en hij was ook nooit op kantoor, maar de 50 dollar per maand kon hij goed gebruiken. Tony en ik hadden allebei niets te doen op die 31ste december en besloten de uitnodiging van de kopieermachinebediende aan te nemen. De tocht van Santo Domingo nar Hondo Valle duurde 5 uur.
Bij aankomst werden wij aan zijn vader voorgesteld. In de woonkamer zag ik een foto van een van zijn zussen die, gekleed in een afstudeertoga, op de foto stond met een veel oudere man. Ik vroeg de vader wie die man was die naast zijn dochter stond. De vader keek mij aan en zei langzaam: “Dat is haar verloofde. Hij betaalt een deel van ons eten.” Toen wachtte hij even en liet zijn ogen rondgaan over de vijf dochters de nog over waren. “We zoeken nog iemand die een bijdrage levert aan onze drankrekening.” Opnieuw die onderzoekende blik die mij ernstig in verlegenheid bracht.
‘Heel gewoon’ zei Tony later tegen mij, zo gaat dat hier. Alles beter dan honger lijden. En inderdaad, in de paar winkels die Hondo Valle rijk was was niet te koop, behalve bier, rum en vijf blikjes sardines.
Wij bleven maar twee nachten en wilden niet op de foto met een van de dochters.
De artsen zonder grenzen die uitgestuurd worden naar deze gebieden verblijven daar vaak maanden lang. Dat geldt ook voor Oxfam hulpverleners. Die mannen doen hun werk onder de meest afschuwelijke omstandigheden. Als zij seks willen moeten zij de hand aan zichzelf slaan of een van de schaarse vrouwelijke Oxfammers zover zien te krijgen. Of zij hebben seks met een Haïtiaanse vrouw en geven haar een maandsalaris om voor haar kinderen eten te kopen. Maar dan roepen de donoren in Nederland ach en wee en trekken hun machtiging is. En TPO kopt: ‘Meest kwetsbare kinderen en vrouwen slachtoffer van Oxfammers die vrouwen en kinderen juist moesten beschermen.’
In de Groene Amsterdammer van 1 maart doet Linda Polman een boekje open over het ‘hulpverlenersparadijs’. Zij weet er weet van, zo lijkt het. Ze spreekt zelfs een paar woorden Kreyol. Ze was daar, ze zag het. Dat hulpverleners in huizen woonden met airco en in sushirestaurants aten. Linda Polman is disgusted! Ze woont nu gewoon weer in Amstelveen.
Misschien moeten we die Haïtianen gewoon aan hun lot overlaten of, beter nog, dit werk laten doen door de Here Jezus.