Typisch Fries; nuchter, ingetogen. Alleen bij een Elfstedentocht kwamen de emoties naar buiten, met of zonder Beerenburger. Dat niet-zeuren-doe-maar-gewoon, was ook typisch Nederlands. We hadden niks te klagen. Die tijd ligt achter ons. Tegenwoordig mag klagen niet alleen, het lijkt wel te moeten. Klagen is de nieuwe nationale sport – wellicht bij gebrek aan een Elfstedentocht? – en iedereen doet mee. Ontevreden, boos, en masse. ‘De politiek’, ‘de buitenlanders’, ‘Brussel’; niets en niemand deugt. Het cynisme neemt de overhand, de angst regeert. Geert Wilders serveert hapklaar: “Nederland is ziek” en “Ik ga schoon schip maken.” Reëel of niet – het opgehitste, verweesde volk slikt het als koek van Ketellapper.
Nederland staat bovenaan in de meeste internationale lijstjes. Innovatie, gezondheidszorg, pensioenen, onderwijs, geluksgevoel; we zijn, na Zwitserland, het meest welvarende en gelukkige land ter wereld. Daar ligt het dus niet aan. Maar in de dagelijkse dans rond de Klaagmuur is geen plaats voor nuance noch voor feiten. Alles moet kapot. Terwijl in Aleppo vrouwen worden verkracht en kinderen van de honger sterven, staat het bange vaderland in brand omwille van roetpieten Pieten en treitervloggers te Zaandam. Het lijkt wel of, behalve aan de landsgrenzen, ook rond onze hersens hoge hekken moeten staan.
Over hersens gesproken, acht jaar geleden werd bij mij de Ziekte van Parkinson vastgesteld. Voor alle duidelijkheid, ik wens niet zielig gevonden te worden. Integendeel. Natuurlijk, het is geen feest, 18 pillen per dag, de pijn, vroegtijdig stoppen met werken of nagefluisterd worden op straat. Nee, het gaat mij om de ‘mentale bijsluiter’ die je erbij krijgt. Want – het klinkt misschien vreemd – Parkinson heeft me ook veel gegeven en geleerd. Dat klagen geen zin heeft, bijvoorbeeld. Dat er maar twee opties zijn, in een hoekje zitten huilen en slachtoffer zijn, of doorvechten. En dat wat echt belangrijk is, nog belangrijker wordt en dat wat niet belangrijk is, nog onbelangrijker wordt. En dat is veel.
Daarom vind ik het extra spijtig te aanschouwen dat zoveel mensen wier hersens niet zijn aangetast – neurologisch gezien althans – die niet lijken te willen gebruiken. Die zich kwaad maken over futiliteiten, terwijl het leven al zo kort is. Die niet willen zien hoe goed het eigenlijk gaat. Die niet genieten van de welvaart, de vooruitgang of elkaar. Die, hoewel kerngezond, prefereren slachtoffer te zijn. Die elkaar het liefst de hersens inslaan, fysiek of verbaal, en keer op keer verwijdering verkiezen boven verbinding. Volgend jaar ‘bestaat’ de Ziekte van Parkinson 200 jaar. Tot op heden is ‘hét’ medicijn nog niet gevonden. Daar kan ik weinig aan veranderen. Wat ik wel kan doen, is het deel van mijn hersens dat wel goed werkt (geloof ik) optimaal gebruiken en zoveel mogelijk van het leven maken. Dat wens ik ook alle klagers toe, noem het mijn persoonlijke Kerstboodschap.
Gebruik uw hersens en wees blij dat u ze heeft. Wees blij, punt. Mocht u zich binnenkort weer eens vervelen, benut dan de energie die u normaliter in klagen stopt, om te verbinden. Bijvoorbeeld door een vriend(in) te bezoeken die ziek is. Of door hem of haar een kaartje te sturen. Door aan de problemen van een ander te denken in plaats aan die van uzelf. Of door een schenking te doen aan Parkinson onderzoek. Dát kunt u doen. Rustig maar, niet boos worden, u mag natuurlijk ook gewoon blijven klagen. Ik wens u een hersenvolle, verbindende Kerst toe.
*Deze speciale Kerstcolumn wordt opgedragen aan drs. Cathy C. van Beek, MCM, Lid van de Raad van Bestuur van het Radboud UMC in Nijmegen en Lid van de Raad van Toezicht van de Hersenstichting, uitgeroepen (door mij) tot Vrouw van het Jaar 2016.