Het gebeurt niet vaak dat SP en VVD gebroederlijk optrekken, maar tijdens een Kamerdebat in november na de aanslagen in Parijs deden Emile Roemer en Halbe Zijlstra dat wel. Jarenlang konden salafistische organisaties in ons land hun goddeloze gang gaan en mensen besmetten met hun haat tegen onze vrijheid en democratie. Voor huiswerkbegeleiding, of de opvang van ontspoorde jongeren, voor allerlei zaken riepen overheden en maatschappelijke organisaties de hulp in van deze extremistische moslims, die daarvoor ook nog subsidies kregen. Salafisten presenteren zich niet zelden als modelburgers, maar dat is een ideologische façade. Hoe extreem deze types in werkelijkheid zijn, blijkt bijvoorbeeld uit dit filmpje van Al Fitrah in Utrecht, ‘Hoe voed ik mijn kind op in Nederland’. Roemer en Zijlstra vroegen minister Asscher om dit soort salafisten te ontmaskeren en een lijst met extreme organisaties openbaar te maken.
Een praktisch voorstel, dat kon rekenen op brede steun in de Kamer (alleen GroenLinks, D66 en DENK stemden tegen). Toch weigert PvdA-minister Asscher tot op heden het voorstel van Roemer en Zijlstra uit te voeren. Tijdens verschillende overleggen heb ik de minister gevraagd wat hier achter zit, maar daarop reageerde Asscher steeds bozer. Tot de Kamer op 25 februari een brief kreeg, waarin de minister aankondigde dat hij bereid was om een grootschalig onderzoek te laten doen, door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). Ik vind dat heel aardig van minister Asscher, maar een half jaar later bevindt dit onderzoek zich nog altijd in de ‘startfase’. Bovendien heeft de Tweede Kamer helemaal niet gevraagd om een langdurig onderzoek, maar om een eenvoudige lijst. Zo moeilijk kan dat ook niet zijn, omdat de AIVD al heel lang onderzoek doet naar salafistische organisaties in ons land.
In 2007 kreeg ik in de Tweede Kamer voor het eerst een meerderheid om gemeenten en andere organisaties te waarschuwen voor een al te naïeve omgang met salafisten. Na jaren van studeren kwam PvdA-minister Ter Horst in 2009 met een ‘Wegwijzer Façadepolitiek’. Tot mijn grote verbazing werd daarin niet gezegd dat gemeenten, scholen, woningcorporaties en dergelijke eventuele banden met salafisten moesten verbreken, maar werd hen juist op het hart gedrukt dat zij ‘in gesprek’ moesten blijven met salafisten en vooral niet de confrontatie moesten zoeken. Het heeft me daarna jaren gekost om dat ding weer van tafel te krijgen. Ook bij de AIVD was destijds onvoldoende besef dat het salafisme juist een vruchtbare bodem is voor de radicalisering van jongeren en het goedpraten van geweld. Na de recente aanslagen is de geheime dienst een stuk realistischer geworden over de rol van salafisten bij radicalisering.
Woensdagavond had de Tweede Kamer een overleg met Asscher over terrorisme en radicalisering. Daar herhaalde de minister opnieuw – net als een half jaar geleden – dat hij eerst gedegen onderzoek nodig vond. En dat kan nog wel even duren, in ieder geval tot na de verkiezingen. Naast mij zag ik VVD-Kamerlid Ockje Tellegen wat onrustig in haar stoel heen en weer draaien. Zij heeft de minister al lang geleden inzicht gevraagd in de financiering van salafistische organisaties vanuit het buitenland, maar ook haar voorstel is verzand in de uitsteltactiek van de minister. Terwijl het toch zo mooi samen kan: een lijst met salafistische organisaties maakt het nalopen van de financiën heel eenvoudig.
Hoe hard dit nodig is bleek vandaag weer, toen de FIOD een inval deed bij Al Fitrah, dat wordt verdacht van het grootschalig witwassen van geld voor aan terrorisme gerelateerde organisaties. Ik snap best dat het voor sommige politici vervelend kan zijn om die lijst met salafistische organisaties openbaar te maken, omdat dan ook duidelijk wordt met wie salafisten in het verleden allemaal hebben samengewerkt en van wie zij ooit subsidie hebben gekregen. Maar dat is dan jammer. Het voorstel van Roemer en Zijlstra is juist bedoeld om dit soort fouten in de toekomst te voorkomen.
De AIVD weet precies om welke organisaties het gaat, Asscher moet niet blijven dralen, maar gewoon leveren.