Bij de World Baseball Classic leveren de Nederlandse honkballers na hun verrassende WK-titel in 2011 wederom een geweldige prestatie. Vorige week werd nummer 1 van de wereld Cuba op fenomenale wijze met 7-6 verslagen, waardoor Nederland vannacht in de halve finale in San Francisco staat.
Hoe komt het eigenlijk dat het Nederlands honkbalteam zo succesvol is? Sterker geachte tegenstanders worden herhaaldelijk verslagen, het internationale honkbal houdt steeds meer rekening met Nederland en ook het kwaliteitsniveau van het team gaat met de jaren steeds verder omhoog.
Even geheel terzijde, maar het is natuurlijk een groot gemis dat er in ons eigen land zo weinig over de prestaties van onze jongens van het land en van overzee wordt bericht. Honkbal is namelijk op vele vlakken een zeer intrigerende sport. Maar dat is wellicht voer voor weer een andere column of columnist.
Als het om honkbal gaat, en eigenlijk in steeds meerdere sporten, wordt bij succes tegenwoordig steeds vaker de link met Moneyball gelegd. Of om preciezer te zijn moet ik hier de term sabermetrics noemen, een hippe term die verwijst naar het aloude adagium ‘meten is weten’ – een spreuk waarmee men tien jaar geleden meer studenten richting het hogere technisch onderwijs wilde bewegen, maar dat terzijde.
Voor wie na deze lekker bekkende woorden nog steeds in het duister tast: dit alles gaat over sportsucces terugbrengen tot cijfers, waarin de geluksfactor tot een minimum wordt beperkt. Met behulp van statistieken en dataspecialisten wordt getracht voorspellingen te doen over toekomstig succes of wordt juist gepoogd het falen te minimaliseren. Vooral een sport met veel dode spelmomenten en gesloten vaardigheden leent zich hier uitstekend voor. Zie hier de link naar honkbal.
Ook in andere sporten is Moneyball inmiddels een bekend fenomeen aan het worden. Of zoals Louis van Gaal het zou verwoorden: met behulp van sabermetrics wordt de kans op toeval zoveel mogelijk uitgesloten. Geluk in de sport bestaat niet meer. Succes is niet meer een gevolg van de gelouterde trainer die door schade en schande wijs is geworden, maar van de technisch directeur die op afstand de juiste data met elkaar weet te verenigen. Het gaat niet meer om het vormen van een succesvol team door de op het eerste oog beste spelers op de cruciale posities te zetten, maar om de essentiële vaardigheden voor winst in een specifieke sport te doorgronden en die vaardigheden op de juiste plekken op het veld in te zetten.
Succes, toeval, geluk. Allemaal termen die sport en spel boeiend en lucratief maken, en waar de romantici onder ons van smullen. Tegelijkertijd blijken deze zelfde mannen (vrouwen met een romantische inborst voor sport uiteraard daargelaten) de grootste cynici als het gaat om het omarmen van deze nieuwe wetenschappelijke manier van kijken. Sport zou niet terug te brengen zijn tot kille cijfers, of althans zou dat nooit het uitgangspunt van een liefhebber moeten zijn.
Geluk kan echter ook bekeken worden vanuit een ander perspectief. Men heeft het dan over de dingen doen die je leuk vindt, waar je goed in bent en die betekenis geven aan wat je doet. Ofwel het wat, het hoe en het waarom. De Amerikaanse psycholoog Martin Seligman heeft onderzocht wat de belangrijkste factoren zijn van geluk. Hij kwam tot vijf factoren die mensen gelukkig maken. Volgens zijn conclusies is geluk onder te verdelen in positieve emoties, bevlogenheid (engagement), relaties, dankbaarheid (meaning) en prestatie (achievement).
Als op deze manier gekeken wordt naar geluk, hebben data en statistieken nauwelijks waarde. Waar het ene uitgaat van ‘zachte’ factoren als gevoelens en emoties, gaat het andere uit van een ‘harde’, tastbare route die in een specifieke sport leidt tot succes. Bij honkbal is dit het aantal spelers dat nog steeds in het veld staat – op deze manier is de kans namelijk het grootst dat er punten kunnen worden gemaakt. In het voetbal zou je –versimpeld– kunnen stellen dat de key factor de uitkomst is van de vermenigvuldiging van het aantal gewonnen duels maal het aantal correcte passes in voorwaartse beweging. En zo ligt de sleutel tot succes bij degenen die de heilige graal in hun betreffende sport weten te vinden, weten te verklaren en om weten te zetten in tastbare data.
Succes is echter niet hetzelfde als geluk. Want waar succes voortkomt uit rationele oorzaak-gevolg overwegingen, vloeit geluk voort uit menselijke behoeften die leiden tot een zogenaamde flow-ervaring.
Geluk in de sport is te beschrijven als zo’n ervaring, een zogenaamde piekervaring. Het spel van FC Barcelona wordt gespeeld door voetballers die zichzelf hebben aangeleerd in hun kracht te spelen, zoals dat tegenwoordig zo mooi heet. Het gevolg is dat het elftal domineert, met prijzen als logisch gevolg. Ook hier wordt dan ook uitgegaan van een sleutel tot succes, met het verschil dat succes geen doel is, maar een gevolg.
Het verschil tussen succes en geluk ligt dan ook in elkaars verlengde. Geluk is nodig om succes te verkrijgen, terwijl geluk net zo goed verkregen kan worden zonder succes. Statistieken en data zijn daarom een fantastisch middel om geluk in sport te bewerkstelligen, alleen laten menselijke factoren en piekervaringen zich moeilijk vangen in statistieken.
Om de heilige graal te vinden in sportsucces, moet individueel geluk van spelers daarom net zo goed in kaart worden gebracht. Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is het Nederlandse honkbalsucces daarom een vermenigvuldiging van sabermetrics maal individueel geluk. Gelukkig bestaat er nu ook een manier om dat laatste in kaart te brengen.
Matthijs Kruk is sportpsycholoog en prestatiecoach bij Sportgeest. Hij begeleidt individuen, teams en organisaties die ernaar verlangen boven zichzelf uit te stijgen.