In 1952 trad Turkije toe tot de NAVO. Als de meest oostelijke bondgenoot kon Turkije een brugfunctie tussen Europa en het Midden-Oosten vervullen. De belangrijkste crisis die zich momenteel voordoet aan de Europese buitengrenzen – de burgeroorlog in Syrië en als gevolg daarvan de enorme migratiestromen in de richting van Europa – toont aan dat Turkije nog steeds een schakel vormt tussen het Europese continent en het door geweld en instabiliteit geplaagde Midden-Oosten. Op dit moment vervult Turkije die brugfunctie echter ook in negatieve zin. De regering-Erdoğan spant zich onvoldoende in om de Europese bondgenoten te helpen bij de strijd tegen ISIS en het indammen van vluchtelingenstromen uit de regio. Er is een opeenstapeling van berichten dat zij deze zelfs zou faciliteren – berichten die niet altijd bevestigd kunnen worden maar wel om actieve en onderbouwde ontkenning vragen. Het wordt hoog tijd dat bondgenoot Turkije opheldering verschaft.
Om te beginnen werpt de regering-Erdoğan onvoldoende obstakels op om migranten ervan te weerhouden Turkije als springplank naar Europa te gebruiken. Migranten uit onder andere Syrië, Libanon en Jemen hoeven geen visum aan te vragen om Turkije binnen te komen. Net als ieder ander soeverein land staat het Turkije natuurlijk vrij om visumprocedures voor inwoners van bepaalde landen te versimpelen. Problematisch is echter dat Turkije zich ervan bewust is dat er een enorme aanzuigende werking uitgaat van dit beleid. Bovendien worden visa misbruikt om probleemloos af te reizen naar kustplaatsen als Bodrum, om daar vervolgens met hulp van mensensmokkelaars de boot te nemen naar Griekenland.
Ten tweede lijkt Turkije zich onvoldoende in te spannen om de boten vol migranten in Turkse wateren tegen te houden. Meerdere correspondenten ter plaatse hebben er reeds op gewezen hoe smokkelboten de oversteek naar Europa wagen onder de neus van Turkse patrouilleschepen. Turkije beschikt over een serieuze, goed uitgeruste kustwacht en is, mits de politieke wil er is, in staat om veel meer te doen om bootmigranten tegen te houden. Toegegeven, Turkije heeft al een fenomenale bijdrage geleverd aan het opvangen van grote hoeveelheden Syrische vluchtelingen op eigen bodem (Turkije huisvest zo’n 1,5 miljoen Syrische vluchtelingen, waarvan er ongeveer 200.000 leven in kampen). Maar in plaats van het gesprek aan te gaan met de Europese Unie over oplossingen om de grote hoeveelheden migranten die Turkije bereiken op te vangen, verlaten veel migranten Turkije zonder enige belemmering. Op die wijze zadelt het de Europese Unie op met grote hoeveelheden bootmigranten die in Turkije al een veilig heenkomen hadden gevonden. En dus bereiken duizenden migranten nog elke dag vrijwel ongehinderd de kusten van eilanden als Kos en Lesbos, om vervolgens door te reizen naar landen in Noord- en West-Europa.
Het derde kritiekpunt betreft een andere grens waar Turkije een oogje lijkt toe te knijpen: de grens tussen Turkije en territorium onder controle van ISIS. Turkije en ISIS delen een grens van zo’n 80 kilometer. Dat is minder dan de grens die de provincies Groningen en Drenthe met elkaar delen. Waar de Turken erin slagen om de iets minder dan 500 kilometer lange grens met Koerdisch Syrië – met grote hoeveelheden materieel en personeel – wél te controleren, blijkt uit tal van incidenten dat de controle aan de Turkse grens met ISIS-gebied ontoereikend is. Het verschil illustreert hoe sterk de Turkse belangen afwijken van die van de rest van de coalitie tegen ISIS. Zo zette Turkije tientallen gevechtsvliegtuigen in om Koerdische stellingen te bombarderen en plaatste het landmijnen aan de Turkse grens met het Koerdische Kobani om Koerden uit Turkije te weren. Tegelijkertijd heeft het nog geen enkele serieuze aanval uitgevoerd op stellingen van ISIS. Dat ISIS-strijders vechten tegen twee voor Turkije veel belangrijkere vijanden, de Koerden en het regime van Assad, komt Turkije natuurlijk goed uit. De grens met Koerdisch Syrië is dan ook hermetisch afgesloten. Van de Turken mag echter verwacht worden dat zij als formeel lid van de internationale coalitie tegen ISIS er alles aan doet om te voorkomen dat strijders en wapens het kalifaat bereiken. Want een poreuze grens maakt het bijna onmogelijk voor de internationale coalitie om ISIS in Syrië en Irak te verslaan. Immers, indien er meer nieuwe internationale ISIS-strijders via Turkije Noord-Syrië bereiken dan dat er ISIS-strijders worden uitgeschakeld tijdens luchtaanvallen, wat niet valt uit te sluiten, blijft het dweilen met de kraan open. Als lid van het NAVO-bondgenootschap en de internationale coalitie tegen ISIS rust op Turkije bovendien de zowel politieke als morele plicht om de belangen van haar medebondgenoten mee te wegen. De door Ankara toegezegde steun in de strijd tegen ISIS wordt vooralsnog echter teveel aangegrepen als kans om de strijd tegen de Koerden op te voeren.
Onder het bewind van Erdoğan vaart Turkije een koers die in veel gevallen indruist tegen de belangen van andere NAVO-landen. Trouw-columnist Ghassan Dahhan wees er in een eerder stadium van het Syrische conflict al eens op dat we met zo’n vriend geen vijanden nodig hebben. Zo ver wens ik niet te gaan. Loyaliteiten in het Midden-Oosten zijn nu eenmaal een moeilijk mozaïek. Maar de strijd tegen ISIS en voor het herstel van stabiliteit in het Midden-Oosten is simpelweg te belangrijk om landen als Turkije hun eigen nationale agenda te laten uitvoeren. Zeker nu de strijd tegen ISIS verder intensiveert zouden regeringen van de verschillende NAVO-landen de druk op de Turkse regering moeten opvoeren. Want een constructief Turkije – zoals bij toetreding in 1952 beoogd – is in het belang van het NAVO-bondgenootschap, en dus in het belang van onze veiligheid.