Bankencrisis. Falende bestuurders van woningcorporaties, pensioenfondsen en onderwijsinstellingen. Hollanders grossieren in witteboordencriminaliteit. Mensen die hun zakken vullen met geld dat hen niet toebehoort, dat ze niet verdienen. Roomblanke priesters die zich hebben vergrepen aan kinderen. Nederlandse hooligans die naar een voetbalwedstrijd gaan om te knokken. Een Friese boer die een buurtmeisje verkracht en vermoord. En dit is maar een greep uit vele zaken waarin we de Hollander aan kunnen wijzen als dader.
We moeten de dingen benoemen. We moeten zeggen waar het op staat. Nederland kent een Nederlandersprobleem. Een autochtonenprobleem, zo u wilt.
Het is wachten op de eerste politicus die een beroep doet op de verantwoordelijkheidszin van de rest van de Kamer. Er moet eens flink gedebatteerd worden over dit probleem. Geen inhoudelijk debat, waarin het probleem wordt ontleed om tot een gedegen oplossing te komen. Nee. Een debat waarin we benoemen wat de nationaliteit is van dat tuig. Want daar komen we pas echt mee vooruit.
Dit klinkt onzinnig en totaal van de pot gerukt. Dat weet ik, dat weet u. Want u maakt zich waarschijnlijk net zo kwaad als ik om al die mensen die zich niet aan de regels houden. Autochtonenprobleem zou geen eerlijke term zijn, want het impliceert dat het om een probleem gaat dat veroorzaakt wordt door iedereen die onder de term autochtoon valt. Nee inderdaad. Dat moeten we niet willen met z’n allen.
Waarom vinden we het allemaal dan wel zo normaal om te spreken van een Marokkanenprobleem?
Zijn Marokkaanse jongeren oververtegenwoordigd in criminaliteitscijfers? Ja. Is dat een probleem? Ja. Moet dat probleem aangepakt worden? Ja. Moeten we etniciteit een rol laten spelen in de aanpak van het probleem? Misschien. Kunnen we het dan een Marokkanenprobleem noemen? Nee. Lossen we het probleem op door het een Marokkanenprobleem te noemen? Nee.
Nee. Nee. Nee.
Mijn ouders zijn allebei in Marokko geboren, ikzelf in Nederland. Ik ben een Nederlander én ik ben een Marokkaan. Aangezien we het hier in Nederland tot hobby hebben verheven om mensen in hokjes te plaatsen, maak ik dus deel uit van de Marokkaans-Nederlandse gemeenschap. Ik voel mij aangesproken zodra er wordt gesproken van een Marokkanenprobleem. Het woord bestaat uit twee delen. Marokkanen en probleem. Een gemeenschap verbinden aan een probleem. De term Marokkanenprobleem impliceert dat het probleem hem zit in het Marokkaan-zijn. Dat het een etnisch probleem is.
Vanmorgen riep PVV-leider Geert Wilders (goh, de beste man blijft verrassen) zijn collega-Kamerleden op om het Marokkanenprobleem te bespreken in de Kamer. Hoe voelt een jongetje dat opgroeit tussen de kutmarokkanen zich als er in Den Haag gedebatteerd wordt over een zogenoemd Marokkanenprobleem? Is dat geen bevestiging van wat hij om zich heen hoort? ‘Ze moeten ons niet, ze haten ons.’ Iemand een probleem noemen maakt niet dat het probleem ook opgelost wordt.
We moeten de dingen benoemen, we moeten zeggen waar het op staat. De oplossing voor een probleem ligt in het benoemen van de etniciteit, maken we onszelf wijs. Maar geldt dat altijd? Of is dat alleen zo als het een minderheid betreft? De laatste keer dat we dat deden weten we ons allemaal nog goed te herinneren.
Lamyae Aharouay is zelf ook één van de 362 954 eerste en tweede generatie Marokkanen die in Nederland wonen. Met benoemen heeft zij geen probleem. Voor selectief benoemen is zij allergisch.