Het was een opmerkelijk bericht, dat ten onrechte geen wereldnieuws werd. Drie weken geleden maakte het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) bekend dat Nederland klaar is voor klimaatverandering. Laat maar komen, die tropische hitte, de orkanen en de woestijnen. Op veel van de relevante beleidsterreinen (denk aan waterhuishouding, drinkwatervoorziening en stedelijke ontwikkeling) maakt klimaatverandering ‘deel uit van de besluitvorming,’ zo constateerde het PBL tevreden. Wat zoveel betekent als: je kunt geen overheidsrapportje meer openslaan, of het nu gaat om ‘Groenvoorziening in de Zeeheldenbuurt’ of ‘Dierenopvang in Amersfoort West’, er is tot slot altijd wel een paragraafje met de kop: de gevolgen van klimaatverandering. En dat geeft velen een heerlijk geruststellend gevoel. ‘Nederland redelijk voorbereid op klimaatverandering’, kopte de NRC, de Pravda van het vaderlands ambtelijk apparaat. De burger hoeft zich geen zorgen meer te maken; ambtenaren hebben het probleem in de smiezen en zullen het klimaat wel klein krijgen.
Heerlijk is dat, dat gevoel. De boze buitenwereld gaat naar de kloten maar wij, slimme Nederlanders, ontspringen de dans. Gewoon door braaf op te letten. Zo was daar deze week voorzitter Albert Jan Maat, van de boerenorganisatie LTO. Nu de graanprijzen weer eens stijgen, en de kranten weer vol staan met de gebruikelijke paniekverhalen over de naderende wereldhonger, kreeg deze Maat zowaar een ge-wel-dig idee. Nederland moet zijn eigen graanvoorraad opbouwen, vertelde hij in Trouw. Om, als de prijzen stijgen, in ons eigen landje de prijs laag te kunnen houden. Een zinloos, illegaal en zelfs gevaarlijk idee. Zinloos, want dat goedkope Nederlandse graan stroomt, als het op de markt komt, linea recta naar het buitenland. Illegaal, want nationale voorraadvorming wordt door internationale verdragen verboden en wel (daarom is het gevaarlijk) omdat grote spelers, met grote voorraden, de graanprijzen dan kunnen manipuleren. Voorzitter Maat weet dat alles donders goed. Maar het klinkt zo lekker, onze ‘eigen’ graanvoorraad. Die heerlijke illusie dat wij zonder buitenland beter af zijn.
In Limburg houden ze het buitenland ondertussen ook in de gaten. Ze maken ze zich zorgen om de kerncentrale van Tihange, veertig kilometer naar het zuiden. Die centrale draait al 37 jaar als een zonnetje; Limburgers wisten niet eens dat-ie daar stond, maar de Belgische regering heeft nu besloten hem nog tien jaar te laten staan. Prompt spreekt GroenLinks-Statenlid Gertjan Krabbendam van ‘een tikkende tijdbom’. En om deze platte agitator nog eens te citeren: ‘Fukushima heeft bewezen dat ook in een modern westers land nucleaire rampen niet onmogelijk zijn.’
Pardon? Fukushima heeft bewezen dat je een zeer krachtige aardbeving en een unieke, metershoge tsunami nodig hebt om een centrale te beschadigen. Daar kun je in Tihange lang op wachten. Maar Krabbendam gaat er blijkbaar van uit dat Limburgse kiezers niet kunnen nadenken. En dan deze, ook van Krabbendam: ‘De heersende windrichting is zuidwest – Limburg ligt precies in de vuurlinie’.
Oorlog is de voortzetting van diplomatie met andere middelen. Hoog tijd voor een preventieve aanval.