Geen enkel Nederlands kabinet heeft zoveel bezuinigd als Rutte II. Weinig regeringen werden zo gehaat om hun hak- en snoeiwerk als de huidige. Maar wie is de populairste bewindspersoon? Verrassend genoeg is dat Jeroen Dijsselbloem, als minister van Financiën toch de eerstverantwoordelijke voor de Haagse besparingsdrift. In een onderzoek dat de Volkskrant liet verrichten onder Nederlanders boven de 18 jaar eindigt hij afgetekend als nummer één met een 6,8. Alleen vicepremier Lodewijk Asscher weet met een 6,1 een beetje in zijn buurt te blijven. De rest moet genoegen nemen met een smadelijke onvoldoende. Ook in een recent onderzoek van Ipsos gaat Dijsselbloem onbedreigd aan kop met een 6,5. Hier is hij zelfs de enige minister die een voldoende scoort.
Dat Dijsselbloem als favoriet uit de bus komt is des te opmerkelijker omdat hij als voorzitter van de Eurogroep een sleutelrol speelde in de steunoperatie voor Griekenland. Veel kiezers krijgen een rood waas voor ogen als ze denken aan alle miljarden die naar de bodemloze put in Athene zijn overgemaakt. Maar aan hun waardering voor Dijsselbloem doet dat kennelijk niets af.
Historisch gezien is de populariteit van deze bewindsman echter niks bijzonders. Ministers van Financiën zijn namelijk altijd populair in Nederland. Neem Wim Duisenberg, die Joop den Uyl steeds voorhield dat hij voorzichtiger met de belastingcenten moest omspringen en die later iets hoogs in Europa werd. Neem Jelle Zijlstra, als pionier van het strenge begrotingsbeleid de man met het zuinige mondje genoemd. Neem Piet Lieftinck, die na de oorlog ons geldwezen saneerde door iedereen een week van een tientje te laten leven. Allemaal even gerespecteerd en geliefd, al kondigden ze de ene na de andere pijnlijke ingreep af.
Of neem Gerrit Zalm. Maar liefst twaalf jaar beheerde deze olijke lachebek de vaderlandse schatkist, een record. Al die tijd leek hij geen kwaad te kunnen doen bij de gemiddelde burger. Zalm profileerde zich als een jongen van de gestampte pot, die het liefst de godganse dag stond te flipperen, maar hij was ook verantwoordelijk voor een hele serie diepsnijdende bezuinigingsoperaties. Onder zijn leiding voerde Nederland de euro in. Over budgettaire brokkenpiloten als Italië deed hij eerst heel streng, maar toen puntje bij paaltje kwam mochten de Italianen gewoon meedoen met de eenheidsmunt, net als de Grieken en de Spanjaarden. Zalm kwam overal mee weg. Op YouTube is nog steeds te zien hoe hij ‘We voeren hem niet uit!’ door de vergaderzaal brulde, nadat de Kamer een motie had aangenomen die hem niet zinde. Minachting voor de democratie? De reputatie van Zalm werd er niet door aangetast. Integendeel.
Een ander voorbeeld: Onno Ruding. Minister van Financiën in de no nonsense-kabinetten van Ruud Lubbers in de jaren tachtig en als zodanig een van de fanatiekste bezuinigers uit de recente politieke geschiedenis. Over de werkloosheid, destijds een nog groter probleem dan nu, had Ruding heel uitgesproken opvattingen: wie zonder werk zat was gewoon te beroerd om te verhuizen naar een plek waar wel banen waren. Werklozen bleven liever ‘bij tante Truus wonen’, verklaarde hij in een interview. Het halve land stond op zijn achterste benen, maar de brievenbus van Ruding raakte ook ontwricht door een stroom van sympathiebetuigingen.
Ministers van Financiën hebben blijkbaar een streepje voor bij de bevolking, moeten we vaststellen. Of ze nu PvdA’er zijn als Dijsselbloem, VVD’er als Zalm of CDA’er als Ruding. Kiezers lijken verzot op strenge rekenmeesters die meedogenloos de broekriem en het snoeimes hanteren. Eigenlijk is er maar een conclusie mogelijk: Nederlandse kiezers zijn ongeneeslijke masochisten.