Nou, komop, slapen jij. Je mocht al langer opblijven. Morgen komt je mama je weer halen, als je hangerig bent, krijg ik op mijn kop. Nóg een verhaaltje? Over vroeger, in Europa, ja ja ja, slim van jou, je weet dat ik daar graag over vertel.
Nou vooruit.
In Europa was het vroeger een beetje zoals hier, maar dan was alles kleiner en waren er veel meer oude gebouwen. De mensen waren rijk, voor armen en zieken werd gezorgd, iedereen kon naar school. En het belangrijkste: je kon zeggen wat je wilde, je kon eruitzien zoals je wilde, je kon zijn wie je wilde. Iedereen was vrij en rijk en natuurlijk hadden mensen soms wel zorgen, maar Europa was vrij en veilig.
Europeanen genoten van hun vrijheid, ook omdat er twee grote oorlogen geweest waren, en de mensen nog heel goed wisten hoe het toen was. Iedereen was bang, liep gevaar, er gingen miljoenen mensen dood. Op zeker moment, toen het al heel lang vrede was in Europa, gebeurde er iets raars: de Europeanen hadden medelijden met mensen in oorlogsgebieden buiten Europa, wat natuurlijk heel begrijpelijk is; zij hadden van hun opa’s en oma’s gehoord hoe afschuwelijk oorlog was. Dus lieten Europese leiders heel veel mensen uit die andere landen, uit oorlogslanden, naar Europa komen.
In Europa was immers iedereen vrij en veilig!
Het was lief bedoeld, maar al snel bleek dat heel veel van die mensen die naar Europa kwamen, een hekel hadden aan vrijheid. Ze wilden weliswaar zonder oorlog leven, maar dan wel in een land waar iedereen moest doen zoals zij. Hun gedachten over vrijheid en netjes leven waren heel, heel anders dan de Europese gedachten daar over. En dat lieten ze merken aan de Europeanen, soms alleen met woorden maar soms ook door ze bang te maken en zelfs door geweld te gebruiken.
Toen kregen de Europeanen onderling ruzie. “Jongens, dit gaat zo niet,” zeiden sommigen, “we snappen wel dat we die mensen misschien moeten helpen, maar dan moeten ze zich wél aanpassen aan het leven hier. Wij kunnen niet allemaal gaan doen wat zij willen. Ze mogen zeggen wat ze willen, eruitzien hoe ze willen en zijn wie ze willen, want we zijn in Europa. Maar ze mogen niet boos op ons worden omdat wij anders leven dan zij!”
Andere Europeanen vonden dat bespottelijk. “Die mensen zijn zielig, ze komen uit een oorlog!”, zeiden ze. “Laat ze hun eigen leven leiden, we zijn toch vrij hier? Ze zijn bang en boos maar dat komt wel goed, als wij ze maar niet nog verder boos maken. Wie onaardige dingen zegt over de vluchtelingen is een slecht mens.”
“Maar ze DOEN echt heel onaardig!” zeiden de bezorgde Europeanen, “wij willen best aardig doen maar ze blijven maar dreigen en geweld gebruiken en trouwens, we moeten sowieso wat minder mensen helpen want ons geld raakt op. Er zijn niet genoeg huizen, niet genoeg juffen en meesters om iedereen de taal te leren, onze dokters en verpleegsters hebben het veel te druk.”
“En nou is het basta!” beten de overmatig behulpzame Europeanen terug, “jullie zijn egoïstische hebberds, de mensen uit de oorlogsgebieden zijn niet gevaarlijk, het zijn slachtoffers. Ze hebben het moeilijk om hier te wennen, en als we nu eisen gaan stellen over aanpassing enzo dan worden ze alleen maar verdrietiger en gaan ze alleen maar meer een hekel aan ons krijgen.”
Dus bleven de Europeanen maar iedereen toelaten in hun mooie, vrije, welvarende continent.
De mensen werden armer. De mensen werden onvrijer. Want de wetten waren nog hetzelfde: je kon zeggen wat je wilde, je kon eruitzien zoals je wilde, je kon zijn wie je wilde. Maar wie dat echt deed, wie net zo vrij wilde zijn als vroeger, kwam er al snel achter dat dat niet meer kon in Europa. Wie zei wat hij wilde kon zijn baan kwijtraken, of zelfs vermoord worden. Wie eruit zag zoals zij wilde, werd lastiggevallen op straat en liet het voortaan wel uit haar hoofd om in bepaalde steden en wijken in kleren rond te lopen die vroeger heel normaal waren. Wie wilde zijn zoals hij was, kwam ook bedrogen uit. De mensen uit de oorlogslanden vonden heel veel soorten Europese mensen maar zo-zo, ze vonden veel mensen minder, of vies, of gewoon fout, en dat lieten ze merken ook. Dus gedroegen veel Europeanen zich maar onopvallend.
Ja, tuurlijk konden de gastvrije mensen dit ook zien, lieverd. Iedereen kon het zien, elke dag was er wel nieuws over geweld door de nieuwe mensen. Maar niemand hield de mensen uit de oorlogslanden tegen, en nog steeds hadden de Europeanen ruzie, met elkaar, over de nieuwkomers. Hoe veel bommen er ook ontploften, hoe moeilijk het leven ook werd. Europa ging zelf steeds meer op een oorlogsland lijken.
Ja dat zou je denken he, dat de Europeanen dan allemaal op een dag zouden zeggen, “het is nu wel mooi geweest, er komt niemand meer bij en iedereen die lelijk doet, kan vertrekken.” Maar dat gebeurde niet. De gastvrije Europeanen schaamden zich denk ik een beetje voor hun domme gedrag, en durfden hun ongelijk niet meer toe te geven nu de situatie zo uit de hand gelopen was. Dus bleven ze maar schelden en tieren tegen de Europeanen die geen nieuwe mensen meer wilden. En ze lieten filmpjes zien van zielige vrouwen en kinderen in oorlogslanden. En je moet begrijpen, hoe raar hun gedrag nu, zoveel jaren later, ook lijkt, het was best ingewikkeld.
Er wáren echt wel zielige vrouwen en kinderen in nood. En veel Europeanen wílden die mensen ook graag helpen. Maar er kwamen bijna alleen mannen. Boze mannen die zelf juist de oorzaak waren van de ellende in de oorlogslanden. Heel langzaamaan ging het met de vrijheid, veiligheid en welvaart in Europa achteruit, het was niet in een paar maanden gepiept. Daarom werkte het juist. Omdat het stapje voor stapje ging. En doordat de Europeanen onderling steeds meer ruzie gingen maken, konden de slechteriken onder de nieuwkomers mooi die ruzie opstoken en de Europeanen tegen elkaar uitspelen.
Je moet begrijpen, kleine, dat de mensen met de goede bedoelingen echt heel lang hebben geprobeerd alles om te draaien, alles te ontkennen, en alsmaar hoop te blijven koesteren. ‘Als we nou maar niemand kwetsen, dan houden ze wel op met bomaanslagen. Als we nou zorgen dat nieuwkomers zich thuis voelen, laten ze ons wel met rust.’ Een beetje zoals jij laatst had met de grote jongens op het schoolplein, en pas toen je al je knikkers had gegeven en je zakgeld ook nog, en het hielp niks, ben je een keer goed kwaad geworden. En heb je er iets tegen gedaan. En dat hielp.
Nouja, dat heeft Europa dus niet gedaan.
Je opa en ik hadden het al wel in de gaten, wij waren op tijd weg. We zijn heel gelukkig hier maar zo mooi, vrij en welvarend als Europa ooit was, met de kleine huizen en de oude gebouwen, dat komt nooit meer terug. En weet je wat zo erg is, vent. Al die mensen die maar bléven zeggen dat het wel goed kwam. Dat opa en ik en onze vrienden harteloze, gemene stokers waren. Die mensen die heel Europa hebben geruïneerd. Veel daarvan zijn ook hun eigen puinhopen ontvlucht, en wonen nu ook hier, of in Australië. Sommigen van die mensen hebben eerst nog een fortuin verdiend aan de nieuwkomers, trouwens, dat is helemaal mal. Die leven hier van centen verdiend met Europa uitverkopen, ja jongen, gewetenloos is het.
Nee, maak je maar geen zorgen, dat zal hier niet zo gaan hoor. De mensen hier weten maar al te goed hoe het in Europa is gegaan, dat laten ze hier niet gebeuren. Hm, ja, dat dachten de mensen in Europa ook, na de twee oorlogen, daar heb je gelijk in. Je hebt wel goed geluisterd naar het verhaal, haha. Wijsneus. Morgen laat ik je foto’s zien van Europa, maar nu moet je echt gaan slapen.