Circa een jaar geleden, het was een maand of anderhalf voor het tragische overlijden van grensrechter Richard Nieuwenhuizen, begeleidde ik in mijn toenmalige hoedanigheid van voorzitter van de Scheidsrechters Vereniging Amsterdam een scheidsrechter naar een zitting van de tuchtcommissie van de KNVB.
Aanleiding was een onverkwikkelijk verlopen pot voetbal in de middelste regionen van het Noord-Hollandse amateurvoetbal. Nadat de voor deze zitting gedaagde speler door de arbiter wegens wangedrag met een rode kaart van het veld was gestuurd, slofte hij het veld af. Toen hij bijna bij de zijlijn was, bedacht hij zich en meende hij zijn vertrek uit de arena nog wat extra glans te moeten verlenen. Hij draaide zich abrupt om, sprintte naar de scheidsrechter en gaf hem een klap in zijn nek. Saillant detail is dat betrokkene ook nog aanvoerder was van zijn elftal. Van zijn eerdere dadendrang was op deze avond in de Sporthallen Zuid, waar de zitting plaatsvond, weinig meer over: verdachte vond het niet nodig te verschijnen en liet verstek gaan. Van de tegenpartij waren drie spelers als getuigen opgeroepen. Hun grotendeels eensluidende verklaringen schetsten een weinig gunstig beeld van het gedrag van de aanvoerder.
De tuchtcommissie van het district West I van de KNVB spaarde de roede niet: betrokkene werd schuldig bevonden aan het ten laste gelegde en kreeg de hoogste straf opgelegd die het tuchtrecht van ’s lands grootste sportbond kent, een levenslange schorsing. Daarmee niet genoeg: wegens eerdere excessen in het recente verleden werd de gehele club voor een jaar uit de competitie genomen: zes seniorenelftallen konden de voetbalschoenen voor twaalf maanden in het vet zetten. Ook dit is niet bepaald een maatregel waartoe de KNVB lichtvaardig overgaat.
Zijdens de Centrale Organisatie van Voetbalscheidsrechters, de COVS, wordt leden geadviseerd om van molestaties ook altijd aangifte te doen bij de politie, in het treurige besef dat het tuchtrecht alleen niet voldoende is om dit soort excessen in te dammen. In dit geval deed de bewuste scheidsrechter inderdaad aangifte.
Vorige week deelde hij mij mee een schrijven te hebben ontvangen van het Openbaar Ministerie waarin men hem meedeelde er geen heil in te zien om iets met de aangifte te doen.
Nu is het een feit dat het tuchtrecht van sportbonden mede is bedoeld om de werklast van justitie te verlichten. Niet iedere trap of elleboogstoot die op het speelveld wordt uitgedeeld hoeft onderwerp te worden van strafrechtelijke vervolging door de staat. Maar ook onder knappere juristen dan ikzelf is het tevens communis opinio dat er gevallen denkbaar zijn waarin de overtreding van de spelregels dermate excessief is, dat met een tuchtrechtelijke afdoening niet kan worden volstaan. Ik vraag mij af op basis van wat voor overwegingen een officier van justitie tot het oordeel komt dat, wanneer de sportbond iemand de zwaarst mogelijke straf oplegt, de overheid de andere kant op kan kijken. Juist in de periode na de zaak Nieuwenhuizen was een andere insteek mijns inziens noodzakelijk geweest.
Dit soort beslissingen is des te moeilijker te verteren omdat in het recente verleden in enkele opmerkelijke gevallen wel degelijk tot strafvervolging werd overgegaan. Wie, zoals Geert Wilders, vraagtekens plaats bij de zegeningen van de islam, wordt voor de kadi gesleept. Weliswaar moest in dat specifieke geval het OM daartoe middels een artikel 12 Sv procedure worden aangespoord, maar de vervolging blijft een smet op de rechtsstaat. Een columnist die iemand die Israël wil platbombarderen op Facebook een ‘jodenhater’ noemt, krijgt een strafbeschikking van EUR 170 aan de broek en iemand die in een televisiedocumentaire Arabieren in hun algemeenheid als ‘kontenbonkers’ omschrijft, word ook uitgenodigd om voor het hekje te verschijnen. Dat verdachte van het ten laste gelegde door de rechtbank volledig werd vrijgesproken, temperde het enthousiasme van het OM geenszins: ondanks het glasheldere en juridisch steekhoudende vonnis werd door het OM vrolijk hoger beroep ingesteld.
Als belasting betalende burger probeer je het vertrouwen in de rechtsstaat te behouden. Maar de aardse dienaren van Vrouwe Justitia maken het ons niet altijd even gemakkelijk.