De rechter heeft uitspraak gedaan in de zaak van de ‘Burgers tegen Plasterk’. In de zaak werd gevraagd om een expliciet verbod om illegaal verkregen informatie te gebruiken door inlichtingendienst. De vrees is namelijk dat sinds we weten van de NSA-praktijken er nogal veel illegaal moet worden verzameld. De zaak was door diverse belangen organisaties samen met de burgers Rop Gonggrijp, Bart Nooitgedacht, Jeroen van Beek, Matthieu Paapst en ikzelf aangespannen. Voor mij is belangrijk dat bij een vrije nieuwsgaring je ook een zekerheid moet hebben om je bronnen te beschermen. Daarnaast draait het natuurlijk om het recht op een persoonlijke levenssfeer.
In de uitspraak wordt duidelijk dat fundamentele rechten soms kunnen worden geschonden: “Hoewel buitenlandse diensten zijn gebonden aan de voor hen geldende internationale verdragsverplichtingen en wet- en regelgeving kan, gelet op de praktijk van samenwerking tussen inlichtingen- en veiligheidsdiensten, niet worden uitgesloten dat die gegevens door buitenlandse diensten zijn verzameld in strijd met op Nederland rustende internationale verdragsverplichtingen, zoals die op grond van artikel 8 EVRM.”
Toch gaat de rechter er vanuit dat de landen waarmee wordt samengewerkt de verplichtingen uit verdragen nakomen en zo de bescherming wel is geregeld. Dat is juist bij de NSA een ingewikkelde kwestie. De onthullingen van Snowden maken duidelijk dat er grote vraagtekens bij de bescherming van rechten van burgers te plaatsen zijn. Dus als ik daarop moet vertrouwen dan wordt het ingewikkeld.
Daarnaast is het ook nog eens zo dat de Amerikanen onderscheid maken tussen de Amerikaanse burger (en hen die zich op Amerikaans grondgebied bevinden) en de rest van de wereld. Dat verschil is niet alleen in het recht zo geregeld, maar blijkt ook in de praktijk van de NSA zo te zijn. Hoe dan de rechtsbescherming is geregeld is nogal vaag zeker bij programma’s waarvan de Amerikaanse overheid zelf schoorvoetend toegeeft dat daar juridisch nogal wat aan schort.
Wat bijzonder is in de uitspraak is dat de rechtbank de verzamelde gegevens pas als privacygevoelig aangemerkt op het moment dat er iemand uit de data wordt gehaald. Dat heb ik nog niet eerder gezien, want voor de persoonlijke levenssfeer geldt normaliter het verwerken van de gegevens.
Met de uitspraak is de tussenstand dat de zaak is verloren. De Nederlandse overheid hoeft niets aan te passen aan de manier waarop zij aan informatie komt. Dat hoort bij de manier waarop inlichtingendiensten nu eenmaal werken. De manier van werken is geheim (de bekende modus operandi) en dat onze data wordt verstrekt aan andere diensten hoort bij het spel (het quid pro quo of voor wat hoort wat).
Maar hoe het ook zij: met de alomvattende verzameling aan gegevens van de NSA en het onbelemmerd uitwisselen van die data, wordt het steeds lastiger nog iets van een persoonlijke levenssfeer over te houden. Daarnaast is het eigenlijk niet meer mogelijk om in vertrouwen via modernere middelen te communiceren met bronnen. Dus als het echt gevoelig is dan is het fysiek afspreken zonder technologie eigenlijk nog de enige kansrijke optie. Niet wenselijk en alleen daarom al: hoger beroep.