Er is veel mis met de Nederlandse universiteit. Sommigen zijn nogal gepavlovd op zo’n uitspraak en lamenteren onmiddellijk dat ‘we eens moeten benoemen wat er allemaal goed gaat’. Anderen stemmen heftig in en presenteren een waslijst aan gebreken. Die laatste groep is wat serieuzer te nemen dan de eerste, maar vooral de pessimisten zouden meer naar zichzelf moeten kijken. Niet zelden zijn klagers over het niveau van onderwijs en onderzoek zelf studenten. En die bezetten dan gebouwen en schreeuwen heel hard dat ze het allertegenst zijn. Maar niet tegen zichzelf, op zichzelf hebben ze niets aan te merken. En dat is typisch, want het onderwijsniveau hangt ook sterk samen met de bereidheid van studenten om moeite te doen.
Donderdag schreef Ton Nijhuis, directeur van het Duitsland Instituut van de Universiteit van Amsterdam, dat universiteiten en het ministerie moeten ophouden onderwijs en onderzoek te verengelsen. De blik raakt daardoor te vernauwd, omdat de focus op de Angelsaksische wereld ligt en niet op bijvoorbeeld Duitsland en Frankrijk. Nijhuis heeft volkomen gelijk. Maar hij laat de studenten onterecht onbenoemd.
Studenten lezen doorgaans maar één vreemde taal. En dat is niet de schuld van anderen dan zijzelf. Iemand die naar de universiteit gaat, hoort ten minste twee vreemde talen te lezen. (Dat er universitair docenten zijn die ook alleen Nederlands en soortvan Engels kunnen, is nog onbegrijpelijker.) Iedere VWO’er heeft Frans en/of Duits gehad, sommigen hebben het zelfs als centraal eindexamenvak gedaan. Hoe slecht het vak op de middelbare school misschien ook gegeven werd, een academicus moet in staat zijn zichzelf te leren Duits of Frans te lezen. Alleen lezen helpt al enorm.
De praktijk van de persoonlijke ervaring leert echter dat docenten die Duitse of Franse literatuur opgeven (we zijn weer op de universiteit, nb), te maken krijgt met honende en jengelende studenten. “Maar meneejr, ik kan helemaal geen Duits lezen; u kunt niet verwachten dat wij dit voor het tentamen kennen!” Dit is luiheid en een gebrek aan nieuwsgierigheid – en een eng soort narcisme dat veronderstelt dat de student vraagt en de docent draait. In de eerste plaats is er in bijvoorbeeld de filosofie nogal wat werk dat zich buitengewoon slecht laat vertalen, in de tweede plaats hoopt een mens toch ook een beetje op academisch eergevoel dat de studenten motiveert iets te laten zien. In de derde plaats is het ook helemaal zo moeilijk niet. Wie Der Untergang des Abendlandes uitleest, kan aan het eind verdomd aardig Duits lezen. Ook als het niveau daarvoor niet goed genoeg was om redelijk te noemen.
Maar dat vergt dus inspanning; gehannes met woorden opzoeken, langzaam lezen, herlezen, de moed verliezen en weer vinden.
Is dat nodig? Ja, natuurlijk is dat nodig. Niet alles in de wereld is vertaald naar het Engels. Dat is niet chill en vet jammer, maar het alternatief is jezelf buitensluiten van een groot corpus bronmateriaal en onderzoeksresultaten. En het ontslaat je van het recht vrijblijvend te zeuren over het onderwijsniveau, want je kunt er zelf ook iets aan veranderen. Alleen even moeite doen.