Volgens mij ben ik een echte liberaal, in elke dictatuur zou ik onmiddellijk worden opgepakt. Dat gebeurde in ieder geval toen ik op 12 augustus 1988 een kort bezoek bracht aan de DDR. Dat was een jaar voor de val van de Berlijnse Muur op 9 november 1989 – dit jaar 25 jaar geleden. Ik was toen nog scholier en met een goede vriend naar Berlijn gelift. Die vrijdag brachten we een bezoek aan Oost-Berlijn, de hoofdstad van de DDR. Binnen een uur werden we opgepakt door de militaire politie.
Wat in Oost-Berlijn opviel was de rust, dit was een wereldstad zonder schreeuwerige reclame. Maar het was geen bevrijdende stilte – en de worst was vies. Nadat we rondsnuffelden op een plek waar dat niet mocht werden we opgepakt. Een Trabant van de militaire politie bracht ons naar een groot gebouw, waar we werden opgesloten in een donkere kamer. Voor de deur stond een norse man met een geweer. De opmerking dat ik een fan was van Marx werd met misnoegen ontvangen.
Twee weerloze scholieren, geïntimideerd door bewapende militairen. Ik was bang, maar vooral boos. De Duitstalige Pravda (‘Waarheid’) berichtte die dag over de successen van de collectieve landbouw. Maar een nieuwe tijd kondigde zich aan. De krant drukte een brief af van iemand die het lidmaatschap van de communistische partij had opgezegd. Ook werd bericht gedaan van de verbouwing van het Louvre in Parijs. Ik zat hier echter nog in de oude tijd.
Uit de kleine Trabant waren zes grote mannen gekomen. Nadat die ons hadden gearresteerd was de auto vol, twee militairen moesten teruglopen. Die kwamen we weer tegen toen we de gevangenis eindelijk mochten verlaten, op weg naar de grens. Naar die militairen hebben we nog even vrolijk staan zwaaien. In het besef dat jongeren in de DDR zich zulk gedrag nooit zouden kunnen veroorloven. Dat besef hoe heerlijk het is om je vrij en veilig te kunnen voelen heeft mij sindsdien nooit meer verlaten.