Je wordt niet als vrouw wakker, je maakt jezelf tot vrouw in de trein. Als Simone de Beauvoir nog had geleefd had ze haar beroemde uitspraak over het proces van gendering misschien wel aangepast tot dat. ’s Ochtends zie je in volle coupés meisjes en vrouwen het wiebelen van de trein overwinnen om strakke lijntjes onder de ogen te trekken. Make-uptasjes worden leeggegooid en gezichten worden aangebracht. Daarbij lijken er nauwelijks grenzen te zijn: het gaat niet alleen om poeder en rouge, maar ook wenkbrauwen worden geplukt. Wat voorheen in alle beslotenheid gebeurde, mag nu door iedereen aangeschouwd worden. Geen geheimzinnigheid meer over hoe het product tot stand komt, het wordingsproces is zichtbaar.
Het gaat er niet om dat ik dit gedrag afkeur. Ik keur zoveel af in de trein – vouwfietsen, pindakaas danwel -saus, kinderen. Ik probeer het te begrijpen. De motivatie van de opmakers is niet erg ingewikkeld. Ze doen het uit tijdwinst. Maar waarom was dat vroeger anders? Toen werden er in het zicht ook wel lippen bijgestift, maar bleef de rest bewaard voor thuis of de wc. Op die laatste plek vinden we een aanwijzing.
De socioloog Erwin Goffman onderzocht sociale interacties in het alledaagse leven, zoals de manier waarop een ober zich gedraagt in een restaurant. Goffman kreeg daar grip op door termen uit de dramaturgie te gebruiken. In de eetzaal doet de ober anders dan in de keuken. Tegen de gasten is hij voorkomend en beleefd, eenmaal door de keukendeur klaagt hij over die irritante mensen van tafel 4. De eetzaal is frontstage, de keuken – net als de wc – backstage.
Frontstage is er een publiek, backstage zijn de performers onder elkaar. Achter de schermen gebeurt van alles dat het publiek niet mag zien. De ober heeft kennis van zijn publiek en past zijn gedrag daarop aan. Goffman noemt dit impressiemanagement: zorgen dat mensen het juiste beeld van je hebben. Er is daarbij niet echt sprake van toneelspelen als in met een script. “We all act better than we know how”, schrijft Goffman.
Dat impressiemanagement zien we goed terug op het internet: we denken na over de formulering van onze statusupdates en gooien een filter over onze instagramfoto’s. Ik ben me ervan bewust dat studenten mijn tweets lezen. Een DM-fail, een reply in plaats van een forward of onduidelijke Facebook-instellingen laten evenwel zien dat op internet de grenzen tussen front- en backstage niet altijd even duidelijk zijn. De scheiding tussen privé en openbaar vervaagt met technologie die we altijd bij ons hebben, in bed en in de bus. Als je in de trein naar YouTube make-upinstructievideo’s kunt kijken, is de stap naar opmaken in de trein niet zo groot.
Er is nog een maatschappelijke verandering van belang. Volgens mediawetenschapper Jan Teurlings zijn we geobsedeerd geraakt door achter de schermen kijken. Dit wordt duidelijk in Idols. Niet de ster staat centraal, maar het maken van de ster. We zien het ook in de politiek: journalisten zijn zo druk met het ontrafelen van spins en retoriek, dat er weinig ruimte overblijft voor inhoudelijke analyse van beleid. Teurlings noemt dit in navolging van Andrejevic de machinatiemaatschappij. We zijn bezeten van de mechaniek achter het schouwspel.
Teurlings benadrukt dat die machinatiemaatschappij niet zonder schadelijke gevolgen is. Die zogenaamd kritische blik is een apathische. Zelfgenoegzaam wentelen we ons in de illusie niet de dupe te zijn, zei hij in De Balie. “[T]hose that do not want to be duped by appearances are frantically analysing how the appearances have been produced; but in doing so they miss the point”, schreef hij in een wetenschappelijk artikel [abstract, samenvatting]. Die point is voor Marxist Teurlings uiteraard het kapitalisme.
Terug naar make-up in de trein. We kunnen dit zien als een gevolg van het vervagen van grenzen tussen privé en openbaar. Vrouwen maken zich niet langer backstage tot het product vrouw, maar tonen het proces van vrouw-worden openlijk. Me druk maken dat de badkamer zich heeft uitgestrekt tot de trein is zinloos en me verwonderen over de mechaniek is onvoldoende. De volgende keer dat ik in de trein een momentje van ergernis heb, besteed ik mijn tijd beter aan de vraag die De Beauvoir zich in 1949 stelde: wat is een vrouw?