Op 1 april klinkt het startschot voor de Nationale Wetenschapsagenda. Verwacht wordt – misschien omdat Katja Schuurman in De wereld draait door het vroeg – dat een van de populairste publieksvragen zal zijn: ‘Hoe kunnen wij onsterfelijk worden?’ Onbegrijpelijk. Waarom willen mensen onsterfelijk worden? Gewoon oud worden is al een ramp.
We worden doodgegooid met boeken van onderzoekers die ons vertellen hoe geweldig het is dat onze levensverwachting elk decennium met drie jaar toeneemt. Zoals ‘Oud worden zonder het te zijn’, van hoogleraar ouderengeneeskunde Rudi Westendorp. Die titel verkondigt in feite de boodschap dat oud worden maar niks is. Een, ongetwijfeld goedbedoeld, stigma.
Westendorps collega Andrea Maier maakt het nog bonter. Zij vindt veroudering een ziekte en daarin staat ze niet alleen. De Brit Aubrey de Grey, die streeft naar onsterfelijkheid maar voorlopig genoegen neemt met een levensverwachting van 1000 jaar, zegt: ‘We hebben nogal een probleem nu: iedere dag sterven honderdduizend mensen door veroudering!’ De Grey legt uit dat onsterfelijk zijn bovendien veel goedkoper is dan op hoge leeftijd overlijden: ‘Het meeste geld voor zorg wordt uitgegeven in het laatste levensjaar. Dus dat geld zullen we allemaal besparen.’ Grapjas.
Aan de ene kant horen we wetenschappers en filosofen roepen hoe geweldig het is om oud te worden. Je wordt wijzer, rijper, je innerlijke groei geeft je een soort morele zekerheid, schrijft filosoof en levenskunstenaar Joep Dohmen. Aan de andere kant zien we de praktijk: 45-plussers gelden voor werkgevers als uitgerangeerde types, en 75-plussers zijn voor politiek en maatschappij vooral arbeidsintensieve, dure en sociaal-economisch overbodige zorggebruikers. Ik heb de term ‘vergrijzing’ nog nooit in een positieve context gehoord.
Hoe ouder we worden, hoe groter het taboe op leeftijd wordt, en hoe scherper ook de maatschappelijke marginalisering, die bovendien op steeds jongere leeftijd begint! En in zo’n klimaat moeten we dan juichen omdat we de kans krijgen als maatschappelijke outcasts langer rond te lopen met chronische ziekten waarvoor in de nabije toekomst te weinig zorg- en hulpverleners zijn, en waarvoor onvoldoende budget wordt vrijgemaakt om ze te behandelen.
Te pessimistisch? Welnee. Nu al is er geen geld meer voor nieuwe kankermedicijnen en kunnen kinderen met een ernstige meervoudige beperking mogelijk volgend jaar niet meer naar school. Dat je niet meetelt als je niet 100 procent kunt meedoen en blij moet zijn dat je genadebrood mag eten, is een trend die de afgelopen jaren steeds sterker is geworden. Zelfs voor oude, dementerende mensen staat de zorg op de tocht. En wat de optimistische wetenschappers en filosofen ook beloven: ouderdom gaat, vroeger of later, gepaard met ziekte en gebrek.
Je verheugen op een grotere kans om ruim de helft van je leven door te brengen als maatschappelijk afval van deze samenleving? Nou, ik niet.