Ik stond te kijken naar een 80’s coverband. De percussionist die de band die avond bij zich had, was een jaar of 60, droeg sandalen en aan zijn achterhoofd hing een vlecht van ongeveer 40 centimeter lang. De rest van zijn haar was kort. Naast hem lag een boek. ‘Passie voor percussie’, stond er op de kaft. Het was een oud en versleten boek, gebruikt was het. Dat hoorde je ook, want de man wist absoluut wat hij deed: hij ritselde eieren en sloeg op pauken alsof het niets was. Hij genoot er ook echt van, dat zag je. Normaal zou ik hem uitgelachen hebben, dat is normaal in de muzikantenwereld. Percussionisten zijn voor ‘erbij’. Gevalletjes spek en bonen. Maar deze man lachte ik niet uit, deze was anders.
Like a Virgin op de Cimbalom
Ik telde: de man had ongeveer 42 instrumenten bij zich en bespeelde ze alle 42 zeer kundig. Tijdens de eerste helft van de set kwamen vooral de wat basale percussie-instrumenten aan bod. Denk aan triangels en tikblokjes, maar ook ordinaire hakkeborden en glockenspielen. De band speelde ‘Like a Virgin’. Het ontroerde me. Nog nooit eerder had ik een man op sandalen zo mooi en bezield tijdens ‘Like a Virgin’ een cimbalom (een snaarinstrument in de categorie ‘plankciters’) zien bespelen. Met dit van oorsprong Oost- Europese instrument liet hij de klassieker klinken alsof het lied om een Poolse prostituee ging. Het ging terug naar de basis, terug naar de oorspronkelijke intenties van het lied. En dát doen met muziek, dat moet je kunnen. Hij kon het. Het getuigde van pure kunde en muzikaal instinct. Maar het echte werk moest nog komen…
The Lion King
“Het volgende nummer heet ‘Eye Of The Tiger’”, galmde het door de zaal. De band was al diep in de tweede helft van de set bezig en ondertussen at het publiek uit de kundige handen van de percussionist. Er verscheen een grote grijns op het gezicht van de man. Hier ging iets gebeuren, dat voelde je. De percussionist trok een gordijn weg. Een vlaag van huivering ging door de zaal. Achter het gordijn had de percussionist een klein welpje staan. “Geen zorgen”, sprak de percussionist met zijn ogen, “het leeft niet meer.” Een zucht van verademing om me heen. De percussionist tilde het opgezette dier boven zijn hoofd. Het tafereel deed denken aan een scene uit The Lion King. “…3, 4…” Telde de drummer af. Het nummer begon en klonk zoals het nog nooit geklonken had. Zo strak. Ik keek. Verbijstering. De percussionist stond te schudden met het welpje. De beste man had het dier gevuld met kraaltjes of iets dergelijks, waardoor het nu kon fungeren als ritmisch instrument. Dit was ongelooflijk. Tijdens een lied over een tijger een tijger bespelen. Deze man was goed. Heel goed. Ik voelde een traan over mijn wang rollen. Ik was om.
Sinds die avond beschouw ik percussionisten als medemuzikanten. Als mensen. Niet langer zie ze als de gingers onder het musicerend volk. Ik roep jullie op dit ook te doen. De volgende keer als een band zo’n ‘trommelaar’ bij zich heeft, ga er dan eens voor zitten. Kijk en luister. Maak een praatje. Stel je open en laat je verrassen. Geloof me, het is het waard… Voor je het weet lees je ‘Passie voor Percussie’. Net als ik. Amen.
Naast dat @debroervanroos vooral vuur spuwt, tracht hij zo her en der ook wel eens een mooi en puur stuk te schrijven. Van zo’n mooi en puur stuk bent u zojuist getuige geweest. Columns over deze getuigenis zijn in te sturen naar dejaapnl@gmail.com – we zien ze graag tegemoet!