“Ik heb een fucking klotemaand, fucking hell”, mompelt Paul Gascoigne. Hij zit op een podium, de zaal is gevuld met vijfhonderd bezorgde luisteraars. Ze hebben honderd pond betaald om de nationale held vloekend te zien wegglijden. Vergane glorie in actie. Beide handen geklemd om de microfoon, omdat zowel zijn linker- als zijn rechterhand te hevig trilt. Een whisky-dieet van drie dagen heeft de controle over zijn fysiek geen goed gedaan, maar ja, zijn gebrek aan controle lag waarschijnlijk ten grondslag aan het dieet. Het gaat niet goed met Paul Gascoigne, alweer niet.
“Ik heb een boel geld uitgegeven aan drank, vrouwen en snelle auto’s. De rest heb ik verbrast”, luidt de welbekende uitspraak van de legendarische George Best. De in 2005 overleden Noord-Ier was een fantastische voetballer, een van de allerbesten uit de Engelse competitie ooit, maar hij zal ook altijd herinnerd worden als alcoholistische wildebras. Dat komt de verheerlijking van Best overigens ten goede, de fans zijn gek op culthelden.
Het Engelse volk houdt ook van Paul Gascoigne, zwalkend in de voetsporen van Best. De oud-speler van onder andere Newcastle United en Tottenham Hotspur werd in 1990 Brits Sportpersoonlijkheid van het Jaar en vocht voor volk en vaderland met de three lions op het Engelse shirt. De uitblinkende graseter van weleer was een hele goede voetballer en een persoonlijkheid waar het volk zich mee kon identificeren. Ze adoreerden hem en doen dat nu nog, ook nadat hij in 2004 stopte met voetbal en serieus aan drank en drugs verslaafd raakte.
“Gazza” keerde terug als trainer, deed mee aan een waardeloos Engelse televisieprogramma, belandde in een psychiatrische inrichting en probeerde in 2008 zelfmoord te plegen. In 2011 vertelde hij aan Piers Morgan dat hij op slechte dagen vier flessen whisky en zestien lijntjes coke tot zich nam. Hij kickte meerdere malen zonder blijvend succes af en de fans vrezen al jaren voor zijn gezondheid en toekomst. Het optreden van de 45-jarige ex-speler in een zaaltje in Northampton vorige week stelde hen in ieder geval niet gerust.
“Het was alsof hij doodging voor onze ogen”, aldus een aanwezige in de zaal. Het beeld wordt geschetst van een snikkende Gascoigne, die met zijn handen voor zijn gezicht flarden van verhalen vertelde. De rode draad werd niet gevonden. Op de vraag wie de beste voetballer was waar hij ooit mee samenspeelde, antwoordde Gascoigne: “Bryan Robson, maar hij is een ****. Het zijn allemaal ****s. Jullie zijn allemaal ****s.”
Excuses volgden, waarna het podiuminterview met zijn agent Terry Baker weer hervat werd. Onsamenhangende antwoorden werden uitgesproken. Baker legde aan de aanwezigen uit dat Gascoigne vlak voor het optreden twee pints had gedronken en dat hij, ondanks zijn verwoede pogingen zijn leven op de rit te krijgen, zich momenteel niet zo lekker voelde. Hij zou direct na het optreden voor hulp naar het ziekenhuis worden gebracht.
Twee dagen later werd de voormalig vedette alweer gesignaleerd toen hij zes blikken bier afrekende om vervolgens naar een pub te wandelen. Hij was alleen, want ondanks dat het hele land hem wil bijstaan is hij vaak alleen. Hij woont op zichzelf, ver van zijn familie, en de buren zien hem urineren op het balkon van zijn flat. Terry Baker stelde dat er mogelijk niemand is die hem echt kan helpen, maar hij vroeg de mensen geduld met hun voetbalheld te hebben. Mogelijk komt hij er weer bovenop. En anders “moeten we bij de naam Gazza vooral aan de mooie tijden denken die hij ons heeft gegeven.”
Juist niet. De aftakeling, de strijd tegen zijn verslavingen, zijn rood aangelopen hoofd van de alcohol – of het vechten hiertegen – en het opkrabbelen doet zijn fans nog steeds voor hem juichen. Hij bewandelt de weg van George Best en hoewel hij misschien graag gezond had willen blijven, zal ook Gazza’s status mythische vormen aannemen. De adoratie groeit alleen maar, zo gaat dat met helden die menselijke trekjes vertonen. Als Paul Gascoigne opkrabbelt, moet hij vooral weer wegzakken. Vloekend en zonder rode draad.