Het afgelopen weekend verklaarde Alexander Pechtold (D66) via het Parool dat twijfelen een slechte eigenschap voor leiders zou zijn. “Twijfelende leiders zijn voer voor de kat, voer voor populisme”, verklaarde de D66 leider kordaat. Een ferme uitspraak die nog eens werd ondersteund door een indrukwekkende foto van hemzelve met in één hand een bierglas, en met een andere hand driftig wijzend naar iets onzichtbaars links van hem. Je zou hem haast geloven.
Na het lezen van deze dappere uitspraken gingen mijn gedachten onwillekeurig terug naar 26 april 2012. Op die mooie lentedag sloot Pechtold met een paar andere partijen, waaronder de onverschrokken fracties van GroenLinks, de VVD en het CDA een akkoord, de geschiedenis ingaand als “het Kunduz-Akkoord”. Nee, er werd niet getwijfeld bij deze gelegenheidscoalitie. Er moest een signaal afgegeven worden. Een signaal van kloekmoedigheid aan de Nederlandse samenleving en aan Europa. De 3 procent-norm moest koste wat het koste worden gehandhaafd en er mocht geen enkele twijfel over bestaan. Alle signalen uit diverse deskundige hoeken dat die 3 procent-norm onhaalbaar zou blijken en zelfs een ramp voor de Nederlandse economie zou gaan betekenen werden genegeerd.
Er werd niet getwijfeld.
Een jaar later is er niets meer over van de norm. Er was een heuse eurocommissaris voor nodig om de Kunduzmannen uit hun bunkers te verdrijven. Immers, de economie is dankzij dit krampachtig vasthouden aan de norm, en de daarmee gepaard gaande rigoureuze bezuinigen en lastenverzwaringen, in een diep dal gelazerd. We naderen de 650.000 werklozen, het aantal faillissementen is onacceptabel hoog en de consumptie van huishoudens is dramatisch gezakt. De nimmer twijfelende Kunduz-partners hebben Nederland geen enkele dienst bewezen, integendeel. Europa ziet dat inmiddels ook.
Was er in 2012 wél een spoor van twijfel geweest, was de geest open geweest voor signalen die een andere kant op wezen, was er gezond onderzoek gedaan naar andere oplossingsrichtingen uit de crisis, dan was Nederland thans aanzienlijk beter af geweest. Heilzame twijfel was beduidend beter geweest dan de betonnen tunnelvisie van de Kunduzcoalitie.
Waar haalt zo’n Pechtold een dergelijke wijsheid vandaan? Filosoof is hij in ieder geval niet. Immers: van Plato tot Nietzsche wordt de twijfel als de juiste geesteshouding aanbevolen voor de ware leider. “Twijfel kan een motor zijn voor creativiteit. Creativiteit is de kunst van het scheppen van nieuwe mogelijkheden”, zegt de filosoof Pim Lemmens in zijn inleiding over de twijfel als scheppende kracht. Hij toont aan dat er geen enkele progressie kan zijn zonder twijfel.
Precies! Juist in het niet-twijfelen schuilt een groot gevaar. De historie staat bol van voorbeelden van leiders die manhaftig voorwaarts schrijdend, nooit twijfelend en overtuigd van het eigen gelijk de bevolking de afgrond in kegelen.
De misère zit in de geest die geen reflectie en geen onderzoek meer kent. In de nooit twijfelende ziel. En juist in een crisistijd dient er wel getwijfeld te worden. Sterker nog, de twijfel is een categorisch imperatief. Want alleen met een open geest, met de twijfel als grondhouding, met een zoektocht naar alle mogelijkheden, ook de meest onconventionele en onwaarschijnlijke, kan een land uit een crisis komen. Wie niet twijfelt is een blinde machine geworden. Wie niet twijfelt en onderzoekt veroorzaakt de teloorgang van ons land. Twijfel is het voortschrijdende leven zelve.
Ik zou Pechtold een advies willen geven. Twijfelende leiders zijn voer voor vooruitgang en creativiteit. Ze zien een wereld dramatisch veranderen en zoeken tastenderwijs, maar met een wakkere geest, naar nieuwe oplossingen voor nieuwe problemen. Ze zijn de basis voor noodzakelijke verandering, voor de vernieuwingen waar ons land zo’n behoefte aan heeft.
Nieuw leiderschap is onderzoekend leiderschap, open leiderschap, innovatief leiderschap. Met mensen als Pechtold en de zijnen is ons land over twee jaar compleet geruïneerd.