Mensen zijn voorspelbaar. Journalisten misschien nóg meer dan andere mensen. Wat we dagelijks consumeren als een kritisch interview, een indringende documentaire of een spetterend debat is vaak, als je beter kijkt, een opgevoerd toneelstuk tussen mensen die, achter de schermen, elkaars eigenwaarde opkrikken. Het beste voorbeeld van deze week was de steeds verder naar D66 neigende NRC, waarvan het bekend is dat daar arbeidende journaille zich eerder spiegelt aan de weelderige bestuurscultuur van Brussel dan aan Henk en Ingrid in de provincie. Met een zogenaamd onthullend verhaal, vol Brusselse bronnen, ‘onthulde’ de krant dat premier Rutte eenzaam is in Brussel. En dat hij, volgens diezelfde Brusselse bronnen, ‘meer bezig is met de verkiezingen in Nederland’ dan met Europese vergezichten. (Nota bene: alsof het een schande zou zijn dat een politicus rekening houdt met de communis opinio bij zijn achterban!) Het NRC-verhaal was een perfect voorbeeld van de stelling dat beroepsgroepen zichzelf, over elkaars rug, belangrijk maken. De NRC-journalisten hadden hun semi-onthulling. De bronnen in Brussel stelden op hun beurt tevreden vast dat hun losse flodders op de voorpagina’s van een ‘kwaliteitskrant’ was beland. Zoiets heet win-win. Slimme handjeklap.
Tut-tut-tut, boertje uit de provincie
Hetzelfde mechanisme speelt in Den Haag. De afgelopen maanden hebben jonge journalisten zich mogen ‘warm lopen’ bij de diverse lijsttrekkersverkiezingen. Met zichtbaar genoegen zag je, bijvoorbeeld, Xander van der Wulp van partijcongres naar partijcongres hoppen in de wetenschap dat zijn schnabbelprijs, na elk congres, weer wat euro’s omhoog kon. Met ambitie is niks mis. En een jonge journalist mag best watertanden als hij een belangrijk politicus voor zijn of haar microfoon krijgt. Maar het trucje van de wederzijdse scoringsdrift (“ik laat jou winnen en jij mij”) begint steeds meer op te vallen. En de partij die er het minste aan meedoet, de SP, staat op spectaculaire winst. Misschien zie ik spoken, maar de laatste tijd tel ik een toenemend en onevenredig aantal felle, ongefundeerde aanvallen richting Emile Roemer. In de toonaard van: tut-tut-tut, wie denk je wel dat je bent, boertje uit de provincie? Tot vervelens toe wordt het maoïstische verleden van de partij opgerakeld, debiteert men grappen over Nederland als het nieuwe Noord-Korea en spreekt men schande van de goedgevulde campagnekas. Het journaille laat zich daarbij kennen als een sikkeneurig soort bourgeoisie, die vindt zij, samen met de gevestigde macht, natuurlijke rechten heeft op het leidinggeven aan de parlementaire democratie.
” SP is de partij van de moderne melaatsen die niet kunnen of willen meegaan in de ratrace en de hanige profileringsdrang die daarbij hoort. “
Ik heb al eerder op DeJaap betoogd dat de SP dé partij is van de ‘onzichtbaren’: de moderne melaatsen die niet kunnen of willen meegaan in de ratrace en de hanige profileringsdrang die daarbij hoort. Daarin vormt de SP het foto-negatief van de gemiddelde journalist die niets liever doet dan scoren en zijn eigen naam onder een artikel zien prijken. Godallemachtig, wat zou ik genieten als Emile’s SP op 12 september als veruit grootste partij uit de bus zou komen en, voor even, die natuurlijke rechten van het vaste clubje praathoofden (van Mingelen tot Rutte) het zwijgen op zou leggen. Het allermooiste van zo’n overwinning zou zijn dat we collectief weer eens bang (of benieuwd) zouden worden naar de daadwerkelijke inhoud van een politicus (Roemer) en zijn partij (de SP). Sinds de val van De Muur zijn we namelijk gewend beleid ideeënloos door te laten rekenen door vaste batterijen economen en dus alleen nog rekenkundig te controleren. Hoe dramatisch en nadelig zo’n eenzijdige focus is, beleven we nu met de economische crisis in het Westen. Maar met die analyse zie je die hijgerige journalisten zelden voor de dag komen, want daar scoor je niet mee.
Succes gewenst op 12 september, Emile: jij stelt de ongebreidelde ideeënloosheid van de afgelopen twintig jaar, tenminste, wél aan de kaak.
Hans van Willigenburg is een zwevende kiezer. Met dit stuk geeft hij op zijn minst te kennen op 12 september, net als vele anderen, gevoelig te zijn voor de lokroep van Emile.