Toen ik tien jaar geleden bij de crisisdienst werkte, bezocht ik een depressieve patiënte die naakt over een vloer bezaaid met glasscherven rolde. Ze wilde dood omdat ze die dag in de NRC Handelsblad had gelezen dat antidepressiva niet werkten. “Al die jaren ben ik voor gek gehouden”, schreeuwde ze.
De Deense internist Peter Gøtzsche is weer in het land om een nieuw boek ‘Dodelijke psychiatrie en stelselmatige ontkenning’ aan de man te brengen. Het lijkt een jaarlijks terugkerend fenomeen te worden waarbij voor-en tegenstanders van de psychiatrie over elkaar heen buitelen in de media. Het debiteren van horrorverhalen is vast onderdeel: psychiaters aanbidden de duivel en drogeren arme drommels met als doel totale wereldheerschappij.
Een toornige Gøtzsche betoogt in de kern dat psychiaters aan de leiband lopen van de industrie en dus graag (dodelijke) pillen voorschrijven die niet werken voor ‘geestesziektes’ die volgens hem ter discussie staan. Daar komt bij fabrikanten en onderzoekers op grote schaal fraude plegen, terwijl veel psychiaters ontkennen dat er problemen in hun vakgebied zijn, aldus de aantijgingen van Gøtzsche.
De verleiding is groot om deze vijandige en paranoïde stellingname te weerleggen door positieve praktijkervaringen, positieve onderzoeksresultaten naast inderdaad forse tekortkomingen en je af te vragen of we dan weer terug moeten naar dwangbuizen, wisselbaden, insulinecoma’s of vage praattherapieën gericht op trauma’s. Af te leiden aan toon en hevigheid gaat het Gøtzsche niet zozeer over het academische debat maar meer om een kruistocht tegen de psychiatrie, beter bekend als de antipsychiatrie.
Deze beweging is zo oud als de psychiatrie zelf en komt deels voort uit de overtuiging dat niet de patiënten ziek zijn, maar de maatschappij. In Italië bijvoorbeeld werden destijds de psychiaters veroordeeld en de patiënten op straat gezet, om vervolgens weer op de afdeling interne geneeskunde opgenomen te worden. Een andere overweging is dat ‘people that fuck with your brain’ appelleert aan een primitief complot denken dat angst en achterdocht oproept bij het onwetende en makkelijk te manipuleren publiek.
Het creëren van een dergelijke vorm van massahysterie is bepaald niet onschuldig, zeker niet als het om een kwetsbare patiëntengroep gaat, die stelselmatig wordt geconfronteerd met stigma en taboe. Daarnaast wil je het ook niet op je geweten hebben dat de commercieel denkende zorgverzekeraar in deze satanisch getinte hetze wordt meegesleurd, zodat de vergoeding van psychofarmaca ter discussie komt te staan, met alle desastreuze gevolgen van dien.
Dat de psychiatrie een relatief jong vak is dat zich bezighoudt met het meest complexe orgaan denkbaar is een onomstotelijk feit. Dat er momenteel veel uitdagingen spelen is ook een gegeven waar psychiaters zich zeer bewust van zijn. Depressie bijvoorbeeld kan een buitengewoon lastige aandoening zijn om vast te stellen, zelfs voor psychiaters. De interactie tussen aanleg en omgevingsfactoren bepaalt of er sprake is van deze ziekte, die ook weer allerlei gradaties kent en kan fluctueren in de tijd en in samenhang met iemands omstandigheden. Je kan je dan ook afvragen of huisartsen voldoende in staat zijn tot deze diagnostiek om vervolgens de juiste medicatie gedurende de juiste periode voor te schrijven en te monitoren. Daarnaast is onderzoek naar psychiatrische aandoeningen buitengewoon moeilijk. Weinig urgentiegevoel bij geldschieters, waardoor de knappe koppen vaak in andere onderzoek domeinen terecht komen, matige representativiteit door kunstmatig geselecteerde onderzoekspopulaties, restricties en manipulatie door een deels geperverteerde farmaceutische industrie dragen negatief bij aan het aantonen en ontwikkelen van de beste behandelingen. Deze tekortkomingen zijn zeker niet uniek voor de psychiatrie, denk bijvoorbeeld aan de heftige bijwerkingen van cytostatica en de vaak discutabele levenswinst.
Ook het feit dat de GGZ zich in een organisatorische crisis bevindt, onder andere door de wurggreep van de zorgverzekeraar, draagt bij aan de maatschappelijke onrust. Zo kan ik nog wel even doorgaan met het opsommen van factoren die een negatieve invloed uitoefenen op het vak en haar imago.
Het vak? Ja, gewoon een medisch vak, net als infectieziekte, oncologie of cardiologie. Vakken waar tegenstanders van allerlei pluimage tegenwoordig ook publiekelijk een ‘mening of gevoel’ over kunnen hebben.
Tenslotte, een citaat van Peter Moleman, hoogleraar psychofarmacologie in een reactie in Medisch Contact naar aanleiding van exact dezelfde discussie een jaar geleden: ‘wat valt er nou over psychofarmaca te zeggen als we door alle matige kwaliteit, bedrog of doorgeschoten verzet heen kijken? Psychofarmaca zoals antidepressiva, stimulantia voor ADHD, antipsychotica, lithium zijn bijzonder werkzame geneesmiddelen. Ze worden echter veel te veel voorgeschreven. Dat betekent dat ze worden gebruikt door mensen waarvoor ze niet of nauwelijks bedoeld zijn. Bij die mensen werken ze natuurlijk niet. En dan geldt: baat het niet, schaden doet het altijd. Ze hebben allemaal bijwerkingen, vaak vervelende en soms gevaarlijke bijwerkingen. Een ander probleem is dat psychiaters zeer karig worden opgeleid in de kunst van het voorschrijven van psychofarmaca. Daardoor weten ze de voordelen maar ten dele uit te buiten en de nadelen niet altijd te onderkennen of te verhelpen’.
Kortom de realiteit is complex, weerbarstig en zeker niet optimaal. Maar haar dapper onder ogen zien is nog altijd beter dan een verraderlijke sprookjeswereld optuigen, zoals Peter Gøtzsche nu doet om aandacht te generen om zijn boek te verkopen. Ik ben benieuwd hoeveel patiënten komende week weer de hand aan zichzelf slaan omdat ze de verwarring en de wanhoop niet aankunnen. Ik hoop dat Gøtzsche zich op een dag realiseert dat hij zijn wetenschappelijke achtergrond misbruikt om met totaal onwetenschappelijke argumenten een anti-psychiatrische kruistocht te voeren ten koste van de patiënten.