Afgelopen winter verbleef ik voor langere tijd in Myanmar, Thailand en Cambodja. Heerlijke landen, kan ik u vertellen. Ik schreef er een boek terwijl ik van dorp naar dorp en van stad naar strand zwierf. Zes jaar geleden maakte ik ook zo’n reis, maar toen begon ik in India en deed ook Laos en Vietnam aan en schreef een ander boek. Ik kan zulke schrijfreizen van harte aanraden. Veel geld hoeft het niet te kosten en als u mazzel heeft of een boze, allochtone vrouw bent, vindt u nog een uitgever ook en kunt u de gemaakte kosten terugverdienen.
Op mijn eerste schrijfreis, in 2011, leerde ik (in Phnom Penh) Peter Klashorst kennen. Een vrijgevochten en hoogbegaafde kerel, die voor de duvel niet bang is. Lees hier een voorwoord dat ik vorig jaar voor hem schreef, over zijn levenswandel. Henk Hofland stelde lang geleden in een NRC-column voor om Klashorst ‘Schilder des Vaderlands’ te maken. Dat lijkt me nog steeds een goed idee.
In 2014 bleek dat Klashorst door het vele neuken HIV opgelopen had. Hij slikte daarna een tijd medicijnen. En toen weer niet. Hij begon te twijfelen of hij wel hiv had. Als hij zich zwak voelde, slikte hij weer wel. De hiv is bij hem van begin af aan moeilijk te detecteren geweest. Bijkomstig voordeel van zijn lage of onmeetbare ‘viral load’: hij was hoogst waarschijnlijk niet besmettelijk (zie bijv. hier).
In januari dit jaar werd Klashorst flink ziek, toen ik wederom in Phnom Penh was. Soms gingen we ergens eten en rochelde en kuchte hij dat het een aard had. Ik bedankte hem dan voor de hiv-besmetting die hij mij gratis cadeau deed. Meestal volgde een tirade. Ik was een domme lul die niets van hiv begreep, en in het algemeen niets van het leven. Uiteraard gaf ik hem dan op mijn beurt weer van katoen. We begonnen niet over onze kwetsbaarheden, zoals Loes Reijmer aanraadt. Dat is meer iets voor Loes Reijmer.
Klashorst werd een tijdje later zo ziek dat hij niet meer kon lopen. Hij stort trouwens al z’n hele leven eens in de zoveel jaar in elkaar, en had verder geen aids-symptomen, dus enige twijfel bleef bestaan. Niet om het een of ander, maar ik ben nog van Battambang terug naar Phnom Penh gereisd, zes uur lang in een rammelend busje, om eten en drinken voor hem te halen, omdat zijn andere echte vrienden te druk waren. Het bleek gelukkig maar een paar dagen nodig, hij knapte wonderbaarlijk snel weer op, zoals dat eerder gebeurd was.
Tussendoor vraagt de lezer zich af hoe dat nou met de seks zit in dat soort landen. Ook dat ligt vaak anders dan men zou denken. Ikzelf bijvoorbeeld leefde in Cambodja drie maanden lang celibatair, op één slippertje na. Al gelooft niemand dat. Maar ook Klashorst heeft periodes dat hij weinig tot niet neukt. Omdat dat slecht is voor zijn imago hangt hij dat niet aan de grote klok. Verder vindt men in Cambodja natuurlijk wel enclaves met bejaarde sekstoeristen. Maar ik heb daar allerminst een moreel oordeel over.
Er bestaat een mooie film (Paradise: love) over de omgekeerde situatie: rijke, blanke vrouwen op leeftijd die zich in Kenia door arme, donkere jongens laten verwennen. Het vrouwelijke hoofdpersonage voelt zich al snel bedonderd. Haar geliefde blijkt niet verliefd op haar te zijn en zijn zus blijkt niet zijn zus maar zijn vriendin te zijn. Dat soort situaties. Het leidt tot prachtige verhalen, waar ik in Phnom Penh niet genoeg van kan krijgen. Een van de leukste boeken die ik erover las is getiteld Private Dancer, van Stephen Leather. Het blijft een genot om mannen tegen te komen die over hun ‘vriendin’ vertellen. Al die andere vrouwen zijn hoeren, die van hun niet. Prachtig is dat.
Ik schreef een blog over een Engelsman die flink in de shit zat. Een topgozer, veel interessanter dan de gemiddelde social justice warrior. En ik wist een Cambodjaanse schoonheid zover te krijgen een interview te geven. Eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik met haar een paar jaar geleden wél een affaire had. Een prachtig interview vond ik het, maar ze trok na lezing van mijn verslag de keutel terug. Ze vond het te confronterend en was bang dat haar Australische vriendje het zou lezen. Uiteraard heb ik het toen niet gepubliceerd.
Dat doen ze bij de Volkskrant qua ethiek anders. Klashorst heeft gisteren (donderdag) via Facebook gechat met ene Rutger Pontzen, zonder dat die man vertelde dat hij hem als Volkskrant-redacteur benaderde en dat hij van zins was een artikel te schrijven (Klashorst kende zijn naam vagelijk maar was vergeten wie deze Facebookvriend was). Vrijdag stond het in de krant, ook zonder dat het resultaat even voorgelegd of besproken is. En het schelden op Klashorst op sociale media is weer niet van de lucht.
Weinigen weten dat hiv-patiënten met een lage ‘viral load’ in de regel niet besmettelijk zijn. Medici gaven daar tot een paar jaar geleden geen ruchtbaarheid aan. Bij de laatste meting, in het ziekenhuis, bleek de ‘viral load’ van Klashorst nog steeds bijzonder laag te zijn: 38 ‘kopieën per ml bloed’.
Ik wil Klashorst niet in alle opzichten verdedigen maar hard veroordelen wil ik hem ook niet, met deze wetenschap. Daarnaast zou ik kunnen beginnen over de ethiek van gekken en genieën, die in de regel afwijkt van die van de doorsnee burger en niet altijd prettig is voor de omgeving – zoals we van Picasso, Gaugain, Rozanne Hertzberger en anderen weten – maar desalniettemin uitzonderlijk werk kan opleveren.
Ondertussen ligt Klashorst in het ziekenhuis met TBC en gaat het deze keer echt heel erg slecht. Soms lijkt het toch weer goed te komen, soms ook weer niet. Persoonlijk hoop ik van harte dat het weer goed komt.
(Dit stuk is gepubliceerd met toestemming van Klashorst.)