Toen ik mij tien jaar geleden als nieuw Tweede Kamerlid voor het eerst in ronde woorden uitliet over onze minister-president, belde mijn moeder mij ongerust op: “Ronald, krijg je daar geen last mee?” Nee, in al die jaren van luide kritiek op de gevestigde machten heb ik nooit ergens ‘last’ mee gekregen. In de Tweede Kamer kan het soms flink knetteren, tot genoegen van veel journalisten. Het theater zal nog toenemen als media-personen als Sylvana Simons en Jan Roos straks het spreekgestoelte betreden. Maar Kamerlid zijn is meer dan vermaak.
Elk Kamerlid moet een beetje ijdel zijn, anders lukt het niet om in het parlement voorop te lopen en in de politiek dingen voor elkaar te krijgen. Maar ijdelheid kan gemakkelijk met je aan de haal gaan, op het moment dat journalisten jou ‘ontdekken’ en je door de media in de schijnwerpers wordt gezet. Media – het woord zegt het al – zijn vooral een ‘middel’, om kritisch ondervraagd te worden over de standpunten van jouw fractie, of om plannen aan een breder publiek te presenteren. Als je vooral zelf onderwerp van discussie wordt, ben je geen volksvertegenwoordiger, maar een ik-vertegenwoordiger. De Tweede Kamer is ook geen talkshow. Een ruzie tussen Jan Roos en Sylvana Simons lijkt mij erg vermakelijk, maar niet elke dag – en vier jaar lang.
Als Kamerlid moet je vaak flink studeren, anders snap je weinig van de stapels stukken die je elke dag weer krijgt. Maar daarin schuilt een ander gevaar, dat je begraven wordt in je kamertje op het Binnenhof. Al die informatie van de regering, over de onderwerpen van de regering en de oplossingen van de regering. Die besproken worden in een lange reeks van overleggen. Als je niet oppast, wordt je op die manier de hele dag bezig gehouden. Dan ben je evenmin een volksvertegenwoordiger, maar meer een volksambtenaar, iemand die nog eens goed naar alle stukken kijkt. Een Kamerlid hoort te weten wat er allemaal in die papieren staat, maar dat is slechts het begin. Kamerleden moeten vooral zelf op pad, onderzoek doen, met oplossingen komen en daar een meerderheid voor zien te krijgen.
Kamerlid zijn is gewoon een vak, dat je alleen in de praktijk kunt leren. Dat gaat niet vanzelf, maar duurt volgens mij minimaal vier jaar. Op dit moment, aan het einde van deze Kamerperiode, is de gemiddelde zittingsduur van de leden nog geen zes jaar – na de verkiezingen zal dat nog veel lager zijn. Een Kamerlid is soms kwetsbaar, vooral als je niet de juiste maat weet te houden. Als je verliefd wordt op de aandacht in de media, of juist te veel houvast zoekt in die stapels papieren. Maar een Kamerlid kan ook veel invloed hebben, al is het maar omdat je alles kunt onderzoeken en iedereen kunt spreken. De campagne is deze keer vroeg begonnen, in maart kiest het volk de nieuwe vertegenwoordigers. Ik ga daar natuurlijk niet over, maar ik heb toch een wens. Ik hoop op een Kamer die niet alleen vermaak biedt, maar vooral politieke strijd. Ik ga in ieder geval mijn uiterste best doen.