Tijdens de uitzending van Knevel en Van den Brink van eergisteren realiseerde ik het me: de Nederlandse politiek is nog nooit zo leuk geweest als nu. Over grachtengordel versus onderbuik, Jan Vos (PvdA) versus Machiel de Graaf (PVV.) En waarom we blij moeten zijn met een kleurloos kabinet en sterke flanken.
De grote, zo niet de grootste denker in de politicologie, Max Weber, had er een hekel aan: Beamtenherrschaft, politieke macht van ambtenaren. Weber meent juist dat de politiek in handen moet zijn van politici en niet van technocraten. In het Engels wordt dat het verschil tussen policy en politics genoemd.
Dat is precies het gevoel dat de Nederlandse bevolking bekruipt de laatste tijd: we worden niet door politici geregeerd, maar door technocraten, door beleidsmakers die het gevoel met de maatschappij verloren zijn en zich uitleveren aan de grillen van Brussel.
We kunnen echter ook blij zijn met zo’n kleurloos kabinet. Er is een crisis, de begroting wordt op orde gebracht en de rekening wordt niet gepresenteerd aan de komende generaties. Natuurlijk kankeren we daar collectief op, dat is onze volksaard en werkt in het beste geval zelfs verbroederend. De zaken worden op orde gebracht of die indruk wordt tenminste gewekt, temeer daar er impopulaire maatregelen worden genomen zoals het opschalen naar mega-provincie’s.
Wat dat betreft verdient het kabinet Rutte-II meer lof dan de Paarse kabinetten. Er is nu minder geld om uit te geven: zelfs bij het aanhouden van de drieprocentsnorm geven we meer dan 14 miljard per jaar meer uit dan er binnenkomt. Dat is een moeilijke boodschap om te verkopen. En toch gebeurt dat, hoe vervelend dat ook is.
Naast de economische crisis die ons land nu teistert, is er nog een ander verschil met de jaren ’90: er zijn oppositie partijen die er toe doen. Twintig jaar geleden hadden het CDA, D66, PvdA en VVD meer dan 80% van de zetels, in de laatste peiling mogen ze blij zijn met tachtig zetels.
Het is moeilijk om een gevoel van democratie te ervaren als er geen duidelijk oppositiegeluid te horen is. Dat werd eergisteren perfect geïllustreerd in de aardige discussie tussen PVV’er Michiel de Graaf en PvdA’er Jan Vos.
Jan Vos is een ietwat onbekende PvdA’er die manchetknopen droeg en zich verheugde op nieuwe windmolens. De Graaf is een klimaatscepticus, die de invloed van Brussel afwijst. De tegenstelling tussen grachtengordel en onderbuik, of mooier verwoord: tussen elite en onderklasse, werd duidelijk verbeeld.
Dat is wat deze tijd politiek gezien uniek maakt en daardoor interessant: er valt een keuze te maken tussen totaal verschillende geluiden en de partijen aan de flanken worden niet geridiculiseerd of geboycot. Daarbij wekt dit kabinet de indruk de volle rit uit te zitten, terwijl er geen enkel kabinet van Balkenende zelfs maar de schijn wekte vier jaar te regeren. Zijn Didi en Mark niet meer verliefd, dan is het zeker houden van geworden.
De Nederlandse politiek was nog nooit zo stabiel en kleurrijk. De komende gemeenteraadsverkiezingen zullen overschaduwd worden door de landelijke politiek: geen enkele partij kan op zijn lauweren rusten, de politieke competitie wordt spannend en misschien weer op toevalstreffers beslist, maar het land gaat niet kapot aan politieke amateurs. Veel leuker dan nu, wordt de politiek niet snel meer.