De besteding van ons belastinggeld wordt bepaald door enkele duizenden partijleden die betaald worden uit onze belastingpot. Slechts twee procent van de kiesgerechtigden in Nederland is lid van een politieke partij. Daar weer een klein deel van bepaalt hoeveel belasting wordt geheven en waar ons belastinggeld aan wordt besteed: verkiezingsprogramma’s (bouwstenen voor het regeerakkoord), kandidatenlijsten (toekomstige Kamerleden en vaak bewindslieden) de partijleider (aankomend premier) allemaal het exclusieve domein van ongeveer 35.000 actieve partijleden. De overige ruim 12.500.000 kiesgerechtigde Nederlanders kunnen tijdens de verkiezingen in feite niet veel anders dan bevestigen wat hen is voorgekookt door deze paar duizend mensen die vrijwel allemaal hun hypotheek, wintersportvakantie, contributie aan de sportvereniging en donaties aan goede doelen betalen met ons belastinggeld.
Op zich kan een kleine groep mensen prima bepalen wat goed is voor een land en wat niet. Het probleem is echter de samenstelling van deze groep en hun onderlinge afhankelijkheid. Deze bestuurders, vertegenwoordigers of beleidsmakers zijn over het algemeen mensen die gewend zijn om zaken te doen met andermans geld: belastinggeld. In tegenstelling tot ondernemers en mensen die binnen de concurrerende omgeving van het bedrijfsleven werken, loopt deze kleine groep partijleden nooit een financieel risico, laat staan dat ze hun baan verliezen door slechte prestaties of onverantwoorde overheidsuitgaven.
Deze partijpolitieke constructie staat een zuivere keuze voor het algemeen belang in de weg. Stel je voor, hypothetisch, dat Rutte en Samsom bij elkaar zitten om de problemen in Nederland eens flink aan te pakken en op te komen voor de belangen van de Nederlandse belastingbetaler. Ze komen na lang beraad op drie zeer zinnige maatregelen, (let op, het gaat nog steeds om denkbeeldige voorbeelden): Nederland stapt uit de EU omdat we de miljarden aan kwakkellanden niet meer kunnen en willen betalen. We voeren een gekozen burgemeester in omdat we denken dat zo de financiële problemen bij de gemeenten daadkrachtiger zullen worden aangepakt. En, als laatste schaffen we de provincies af, puur om kosten te besparen. Met goed gemoed begeven de heren zich naar hun partijcongressen om de plannen te presenteren en goedkeuring van de leden te vragen. Zo werkt het nu eenmaal in onze partijdemocratie, je moet eerst overleggen met je achterban voordat je aan de slag kunt.
Na een kort inspirerend en positief verhaal bij de opening van het congres komen de partijleiders bij hun 3 puntenprogramma. Voordat ze beginnen met de uitleg kijken zij nog eens goed rond in de zaal. Wie zijn eigenlijk de leden van hun politieke partij en wie is het publiek waar zij vanmiddag voor spreken? Voorin de zaal zitten 11 bewindslieden en ongeveer 40 Kamerleden, 15 Senatoren, 60 burgemeesters daarachter 12 gedeputeerden uit de provincie met 90 statenleden, natuurlijk de 4 Europarlementariërs met hun staf van 40 personen, 55 EU ambtenaren, een paar honderd gemeenteraadsleden en enkele tientallen wethouders. Verder nog wat dijkgraven, schoolbestuurders, zorgbestuurders, VN medewerkers aangevuld met ambtenaren, een enkele ondernemer en wat middelmanagers uit het bedrijfsleven.
Ziehier het ultieme duivelse dilemma waar de heren Rutte en Samsom voor staan. “Doen we wat we denken dat het beste is voor Nederland, of doen we wat het beste is voor onze actieve leden”. In het eerste geval betekent het zeer waarschijnlijk je Waterloo als partijleider. Geen weldenkend mens stemt in met het wegsaneren van zijn huidige- of toekomstige baan of die van zijn familie en vriendjes. De andere optie, namelijk de aanwezigen bij het congres behagen, is een ticket naar de volgende verkiezingen als partijleider. Als ik Rutte of Samsom zou zijn zou ik het wel weten. Alles beter dan een lot als Cohen, die op zijn knieën de partijbonzen langs moet om te smeken om een lucratieve adviesopdracht bij een, in geldnood verkerende, zorginstelling of om een commissie te mogen leiden die onderzoek doet naar een uit de hand gelopen jongerenfeestje.
De partijleden vormen geen representatieve doorsnede van Nederland en de belangen lopen dus niet synchroon. In dat opzicht heeft een partij zonder leden, zoals de PVV, geen andere referentie dan de stem van het volk om hun standpunten en besluiten op te baseren. Daarmee heeft de PVV, in weerwil van de mening van veel critici, fundamenteel een democratischer karakter dan de andere partijen.
Politieke partijen zijn oorspronkelijk opgericht om groepen mensen uit de samenleving te vertegenwoordigen, in eerste instantie veelal vanuit een religieuze invalshoek, later met de komst van onder andere D66, vanuit een niet religieuze levensbeschouwing. Hoewel de term politieke partij niet voorkomt in de grondwet of de kieswet, hebben partijen jarenlang een nuttige functie vervuld. Het onzekere tijdsgewricht na de oorlog vroeg om een dergelijke politieke structurering. De tijden zijn veranderd en ook de politieke partijen hebben hun focus moeten verleggen. Veel politieke partijen zijn verworden tot een club mensen die elkaar de bal toespeelt met subsidies, betrekkingen, baantjes en contacten. Met belastinggeld betaalde functies zoals bestuurders en toezichthouders bij waterschappen, kennisinstituten, onderwijsinstellingen, zorginstellingen, woningbouwcorporaties, gemeenten, provincies maar ook de EU, de VN en aanverwante organisaties zijn het domein van politieke partijen geworden. En denk je eens in hoe machtig je bent als je als bestuurder- of prominent lid van een politieke partij jaarlijks duizenden banen te verdelen hebt, veelal met hoge status en lage belastingdruk.
Welke vrije geest binnen de gevestigde politieke partijen durft de vraag te stellen of zijn of haar partij nog wel grote groepen uit de maatschappij vertegenwoordigt of voornamelijk bezig is met het behartigen van de belangen van enkele honderden partijleden die staan te trappelen om een nieuw baantje? Want welk belang hoort de politiek te dienen, die van de actieve partij aanhang of van de Nederlandse belastingbetaler die elk jaar vriendelijk doch zeer dringend verzocht voor meer dan 60 procent zijn portemonnee te legen in de schatkist?
Olaf Stuger is voorzitter van de Bond voor Belastingbetalers