“Om meer dan een reden mag men onze democratie onvolledig noemen. De laatste tijd is vooral de nadruk gevallen op het gebrekkig functioneren van het parlementaire stelsel, op de ondoorzichtigheid van het partijwezen en op de geringe mogelijkheden, die de burger heeft om zinvol – dat wil zeggen met merkbaar resultaat – deel te nemen aan het politieke leven.”
“De enquête, die het weekblad REVU onlangs heeft laten houden heeft wat dat betreft wel een boekje opengedaan:
68% van alle Nederlanders meent, dat er weinig verschil is tussen de grote politieke partijen;
59% heeft de indruk, dat er teveel politiek achter de schermen bedreven wordt;
59% meent, dat er geen partij is die zich echt inzet voor zijn belangen;
74% meent, dat Kamerleden weinig begrip hebben voor wat er onder het volk leeft.”
Dit is een citaat uit 1967 (!) Uit een boek van een van de oprichters van D66 Hans Gruijters. (Daarom D’66. De Bezige Bij, Amsterdam, 1967). Er is niets nieuws onder de zon.
De oprichters van D66 waren redacteur van het Handelsblad (Van Mierlo) of Amsterdamse politicologen (Peter Baehr, Hans Gruijters en Hans van Moerkerken). D66 werd op het Instituut voor de Wetenschap der Politiek geboren, onder het goedkeurend oog van Prof. dr Hans Daudt, die daarvoor redacteur was geweest van Het Vrije Volk en het Parool en daarn werkte aan het Persinstituut. D66 was een perspartij.
Het bijzondere aan het populisme van D66 was dat het eigenlijk geen specifieke issues had, behalve dan de staatsrechtelijke hervormingen die het vertrouwen in de politieke elite moesten herstellen. U kent ze wel: gekozen minister-president, gekozen burgemeester en een districtenstelsel, die tezamen de burger dichter bij het bestuur moesten brengen. Pas later kwamen daar ook referenda bij.
De populistische woede van D66 was veroorzaakt de regentenmentaliteit van de burgemeesters, het harde optreden van de politie tegen de provo’s en de klassenjustitie. D66 werd in november 1966 opgericht en gesteund door dezelfde mensen die een paar maanden eerder een paginagrote advertentie hadden gepubliceerd met als titel ‘Wij zijn beledigd in ons rechtsgevoel’. Dat waren zij omdat provo Hans Tuynman drie maanden de cel in moest. Hij had een politieagent een pamflet in zijn handen geduwd, waarin werd opgeroepen om tegen de politie te demonstreren.
Tezelfdertijd hadden Utrechtse corpsstudenten van het adellijke gezelschap TRES tijdens de groentijd een kandidaat TRES-lid in een roetkap laten stikken. De daders kregen een geldboete. ‘Geldstraffen voor verdachten, wier pa’s – zo zij zelf al niet een paar losse centen hebben – in de bres zullen springen.’ Dat schreef de Volkskrant.
Er was, kortom, een groot wantrouwen tegen zittende magistratuur, die adellijke studenten in bescherming nam en de provo’s onredelijke straffen oplegde. Het gevoel van politieke urgentie werd destijds versterkt toen, precies op het moment dat de 850 verontruste Amsterdammers hun advertentie aan het Parool aanboden, de zogenaamde bouwvakkersrellen uitbraken. Bouwvakkers, waaronder veel communisten, bestormden het Telegraafgebouw op de Nieuwe Zijds Voorburgwal.
En daarmee dreigde een andere populistische beweging, de communisten, in het conflict betrokken te worden. Gelukkig voor de politieke elite had men kort daarvoor de CPN in Amsterdam een wethouderzetel gegeven, met als gevolg dat het Volksdagblad De Waarheid zich van de bouwvakkersopstand distantieerde. In de Waarheid kregen de provo’s de schuld. En de politie natuurlijk.
De CPN was een links populistische partij en koesterde het beeld van een naar zijn diepste wezen vooruitstrevende arbeidersklasse. Ik herinner mij nog een grote bijeenkomst van de CPN in het begin van de jaren tachtig in de Rai, waar Marcus Bakker het woord voerde. Hij fulmineerde tegen Hans Janmaat die op racistische sentimenten zou inspelen. Op het hoogtepunt van zijn speech donderde zijn boodschap over de hoofden van een enorm publiek, dat inmiddels voor een groot deel bestond uit studenten; Bakker riep: “DE NEDERLANDSE ARBEIDERSKLASSE IS NIET RACISTISCH!!!!!” Er volgde een stormachtig applaus. Waarom eigenlijk? Ik vermoed omdat de aanwezige kameraden soms wel eens twijfelden aan deze populistische wijsheid.
De populistische mythe van het goede volk paste bij de mythe van de goede vreemdeling. Dat goede volk moest beschermd worden, niet tegen immigranten, maar tegen het ‘gif van de vreemdelingenhaat’ dat door extreem-rechts verspreid werd. De media gingen daar destijds graag in mee. Het ging immers om de strijd tegen het herlevend fascisme. Een docent van de School van Journalistiek in Utrecht dreigde nog in 1997 zijn ontslag te nemen als de studenten hun plan om Hans Janmaat uit te nodigen zouden uitvoeren. Zijn naam? Gijs Schreuders, oud hoofdredacteur van De Waarheid. Hij kreeg natuurlijk zijn zin: Janmaat was niet welkom op de School voor Journalistiek. En ook niet bij de Publieke Omroep. De vrijheid van meningsuiting bestond niet voor racisten.
Inmiddels is het populisme van links naar rechts verschoven. De media zijn nu in verwarring. Mogelijk omdat ze veel te lang meegegaan zijn met het populisme van links, mogelijk omdat ze nooit goed nagedacht hebben over hun rol in een democratie, mogelijk omdat het voor onafhankelijke journalisten moeilijk opereren is in een sterk gepolitiseerde maatschappij.